Pagina:DeOntwikkelingVanHetSocialisme (Engels 1886).djvu/23

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

19

van Rousseau[1] over den oorsprong der ongelijkheid onder de menschen. Wij willen hier kort het eigenaardige van beide methodes schetsen.

Als wij de natuur of de geschiedenis der menschheid of onze eigen geestelijke werkzaamheid overdenken, dan doet zich aan ons het beeld voor van oneindige samenkoppeling van wisselwerkingen waarbij niets overblijft wat waar en hoe het was, maar alles zich beweegt, verandert, ontstaat en vergaat. Wij zien allereerst het geheele beeld, waarbij bizondere deelen min of meer op den achtergrond treden, wij letten meer op de beweging, de overgangen, den samenhang dan op datgene wat zich beweegt, overgaat en samenhangt. Deze oorspronkelijke naïve maar in 't wezen der zaak juiste beschouwing der wereld is die der oude Grieksche wijsbegeerte en is voor 't eerst uitgesproken door Heraklitus[2] in de woorden: alles bestaat en bestaat ook niet, want alles vloeit, verandert steeds, bevindt zich in een eeuwig worden en vergaan. Maar deze beschouwing, hoe juist ook wat het algemeene karakter van het gezamentlijk beeld der verschijnselen aangaat, is niet voldoende om de deelen te verklaren, waaruit dit geheel is samengesteld. Zoolang wij dezen niet kennen, is onze kennis van het geheel ook niet duidelijk. Om deze deelen te leeren kennen, moeten wij ze uit hun natuurlijken of geschiedkundigen samenhang nemen en ze daarna, elk op zichzelf, onderzoeken wat aard, oorzaak en werking aangaat. Dit is allereerst de taak der natuurwetenschap en der geschiedenis; beiden takken van wetenschap die uit den aard der zaak bij de Grieken uit den klassieken tijd een zeer ondergeschikte plaats innamen, daar deze voor alle dingen het materiaal daarvoor bij elkaar moesten


  1. Een schrijver en wijsgeer der 18e eeuw, die veel heeft bijgedragen door zijn veel gelezen geschriften tot voorbereiding der Fransche omwenteling.
  2. Een Grieksch wijsgeer uit de 6e eeuw vóór Chr.