Naar inhoud springen

Pagina:DeOntwikkelingVanHetSocialisme (Engels 1905).djvu/48

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
— 46 —

zoowel naar haar tijdelijk agitatorisch recht, als per slot van rekening naar haar wetenschappelijke onvolkomenheid; eveneens de waarde van den eisch der zoogenaamde anarchisten dat de staat aanstonds afgeschaft moet worden.

Het inbezitnemen der gezamenlijke productiemiddelen door de maatschappij heeft, sinds het historisch optreden der kapitalistische productiewijze, enkelingen zoowel als heele sekten vaak min of meer onduidelijk als toekomstideaal voor oogen gezweefd. Maar het kon eerst mogelijk, eerst een historische noodzakelijkheid worden, toen de feitelijke voorwaarden tot het doorvoeren ervan aanwezig waren. Het wordt evenals elke andere maatschappelijke vooruitgang uitvoerbaar niet door het verkregen inzicht dat het bestaan der klassen met de gerechtigheid, de gelijkheid enz, in tegenspraak is, niet door den louteren wil om deze klassen af te schaffen, maar door zekere nieuwe economische voorwaarden. De splitsing der maatschappij in eene uitbuitende en een uitgebuite, een heerschende en een onderdrukte klasse was het noodzakelijk gevolg der vroegere geringe ontwikkeling der productie. Zoolang de maatschappelijke arbeid slechts een opbrengst levert die wat tot het nooddruftig bestaan van allen vereischt is slechts weinig overtreft, zoolang dus de arbeid allen of haast allen tijd van de grootste meerderheid der maatschappijleden in beslag neemt, zoolang is deze maatschappij noodwendig in klassen verdeeld. Naast de uitsluitend aan den arbeid overgegeven groote meerderheid vormt zich een van rechtstreeks-productieven arbeid bevrijde klasse, die de gemeenschappelijke aangelegenheden der maatschappij verzorgt: arbeidsleiding, staatszaken, rechtspraak, wetenschappen, kunsten enz. Het is dus de wet der arbeidsverdeeling die aan de klassenverdeeling ten grondslag ligt. Maar dit verhindert niet dat deze indeeling in klassen door geweld en roof, list en bedrog doorgezet is en dat de heerschende klasse, eenmaal op het kussen, nimmer nagelaten heeft haar heerschappij ten koste der arbeidende klasse te verzekeren en de maatschappelijke leiding om te zetten in verhoogde uitbuiting der massa.

Maar wanneer diensvolgens de indeeling in klassen een zeker historisch recht heeft, dan toch slechts voor een gegeven tijdruimte, voor gegeven maatschappelijke voorwaarden. Zij was gegrond op de ontoereikendheid der productie; zij zal