298 DE COCK AANGEKLAAGD Toen heeft De Cock een aanklacht ingediend in den kerkelijken weg tegen deze beide mannen. Fout is geweest, dat dit alleen mondeling is geschied, zoodat daarvan geen aanteekening is gehouden en het feit dan later ook ontkend kon worden door den tegenstander. Zoo staat het ook met de uitdaging, dat hij dan maar de pen moest opvatten tegen hen. De Cock had gehoopt dat een ander dat zoude doen; hij was niet hoog- gevoelende; noch een haantje de voorste; hij is gedreven tot het voeren van den strijd. Opmerkelijk is hierin de overeenstemming met een Calvijn; ook deze minde den strijd niet; meed dien veeleer; achtte zich juist niet de aangewezen en geschikte man daarvoor. Maar de loop der dingen stuwde hem, sleepte hem in de beweging en toen gaf hij stuur, werd niet beheerscht noch geleid, doch gaf leiding en nam de roerpen in den greep. De Cock had liever dat een ander zoude schrijven; toen de anderen dit niet wilden doen en hij daartoe werd uitgedaagd, toèn bleef hij niet in gebreke: hij heeft geleerd gehoorzaamheid te oefenen. Ook dezen gang van zaken heeft men later durven ontkennen; echter dit behoort tot de dingen, die onder ons volkomene zekerheid hebben. Een rechtsgeleerd man, niet van gereformeerde belijdenis, schrijft heel voorzichtig, doch juist daardoor te meer raak: ,,van niet altijd naar goede beginselen van procesrecht gevoerde kerkelijke processen, die schorsing en ontzetting hebben bewerkstelligd". En hij noemt deze feiten: „be- droevende en ons nationaal gevoel beschamende feiten"; hij voegt dan aan zijn kerkhistorische en staatsrechtelijke studie eenige archiefstukken toe, „opdat die er wellicht eenigszins toe kunnen bijdragen ter verklaring hoe men destijds tot het dwaze inzicht is gekomen de geheel natuurlijke en voor de openbare rust volstrekt onschuldige beweging der afscheiding als een maatschappelijk gevaar te beschouwen". ¹) Onder de door mr S. Sybenga weergegeven archiefstukken is er ook een van Vierhuizens predikant A. P. A. du Cloux, dat niet minder be- zwarend is voor dezen man, dan de aanklachten door hem tegen de handelingen van De Cock ingediend bij het classicaal bestuur van Middelstum, waardoor het proces een aanvang nam dat ten slotte uitliep op ontzetting van De Cock uit zijn ambt; het door ds Laurman begeerde einde voor allen die hij merkte met het èène merk: dwepers en dweperij. Een der handelingen waardoor De Cock in moeilijkheden zoude ge- raken was, zooals we reeds zeiden, het doopen van kinderen uit andere kerkelijke gemeenten. Hij heeft dit niet met stelligheid kunnen voorzien; wel heeft hij met den kerkeraad de mogelijkheid verondersteld dat daaruit bezwarende gevolgen zouden kunnen voortvloeien. Dáárom ging de kerkeraad ook niet in overijling te werk met dit doopen; immers De
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/350
Uiterlijk