Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/522

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

APPÈL BIJ EN MEMORIES AAN DE SYNODE aan. Ging Van Hogendorps ontwerp meer in het bizonder in op de zaak waarom De Cock veroordeeld is geworden; zijn eigen memorie bedoelde het vonnis in zijn overwegingen als het ware uiteen te rafelen. De belangrijkste memorie, wat vorm en inhoud beiden belangt, in- gezonden door den kerkeraad en opgesteld door mr C. M. van der Kemp, schijnt niet gelezen te zijn, althans de synode maakt daarvan geen melding. Ze heeft bijna dertig jaar lang gerust in het archief, zonder dat daarvan notitie schijnt te zijn genomen. Dit stuk werd in zijn geheel opgenomen in Hendrik de Cock, doch ,als eene afzonderlijke memorie van den kerkeraad" zonder dat ook maar de geringste aanwijzing wees op den bekwamen ontwerper daarvan. Dat de inhoud weer geheel verschilt van dien van den jurist Van Hogendorp is mede te verklaren uit het feit dat Van der Kemp kennis droeg van den inhoud van diens ontwerp. Het is zelfs de vraag, of prof. Helenius de Cock heeft geweten dat Van der Kemp de ontwerper daarvan was; immers in een noot wijst deze op eene ver- gissing", die op het punt van aanklacht bij het classikaal bestuur van Middelstum zoude gemaakt zijn door den kerkeraad in deze door hem ingezonden memorie. 454 Toch heeft de bekwame kerkhistoricus, die in deze memorie ook uit- komt als canonicus, zich nièt vergist. De jurist Van der Kemp neemt de drie vonnissen achtereenvolgens onder het mes. Ze liggen voor hem, en nu herinnere men zich, dat het schrijven van de Verdediging de eerste grond is voor de schorsing van De Cock! Een jurist kan toch slecht op de gedachte komen, dat als eerste grond der schorsing een feit wordt genoemd, dat niet was bijgebracht in de aanklacht. Deze ,,meer geoefende en dáárom ook meer geciviliseerde Burgerlijke Regter" vermoedde niet, dat de rechtspraak der classis Middelstum zòò krom was; welke door een jurist van den tegenwoordigen tijd daarbij nog onwettig wordt geacht. ¹) Weer versterkt de voornoemde noot in het vermoeden, dat prof. Helenius de Cock niet heeft vermoed, dat de memorie, berustend in zijn archief, geschreven met bizonder duidelijke hand, naar een ontwerp is van één dier zeven Haagsche Heeren, omtrent wie De Cock's vijanden in zijn sterfjaar zullen vragen en smaden: Wat willen toch eigenlijk de Zeven Haagsche Heeren? Het is een predikant bij de Hervormden, die dit vraagt. Hij wacht klaarblijkelijk geen antwoord. De man houdt zich schuil ! Dat zich de schrijver verborgen houdt van het Gesprek van eenen geheimen zendeling van de orde der Jezuïten, met zijnen leerling, over De zeven Wijzen van Nederland, kan niemand spijten. Wie heeft behoefte met zulk een lasteraar nader kennis te maken? Het is voldoende dat men weet, dat beide pamfletten in Groningen zijn gedrukt, het eerste bij J. B. Wolters, het andere bij P. van Zweeden. Had de synode de memorie van den kerkeraad (Van der Kemp) gelezen