Pagina:De Duinen en Bosschen van Kennemerland, Van Eeden 1868.djvu/37

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

19

dat het slechts met zeer weinig andere geslachten tot eene familie (Droseraceae) is kunnen vereenigd worden. De Parnassia is een laag plantje, met hartvormige, donkergroene, langgesteelde blaadjes en niet minder langstelige, regtopstaande, groote, wit-groen gestreepte, regelmatig vijfbladige bloempjes. De Parnassia draagt een kroon als kenmerk van haar adeldom. Binnen in de bloem, tusschen de bloemblaadjes en meeldraden zijn vijf zoogenoemde bijbloembladen geplaatst, waarvan elk juist het midden van een der bloembladen dekt. Die organen, waarvan de bestemming nog onbekend is, zijn eigenlijk meer pluimen dan blaadjes en vertoonen juist den vorm der in de architectuur zoo bekende Grieksche palmetten. De naam Parnassia is afgeleid van den beroemden berg, waar de plant, volgens de mededeeling van dioscorides, reeds door de oude Grieken is gevonden.—De naam is dus dubbel verdiend.

De Parnassia groeit niet alleen in onze duinpannen; zij bemint het gebergte en wordt in de Alpen zelfs tot de grenzen der eeuwige sneeuw gevonden. Met de Pyrola en Jasione vormt zij een drietal waardige typen van de Alpenflora, wier kinderen, zoo als wij weten, door lagen, teeren bouw en groote, schoone bloemen zijn gekenmerkt.

Wij dringen door het lage hout en vinden in het midden van het boschje een opene plek rondom den waterkuil. Het ongelijk hooge geboomte laat hier en daar een steilen duintop zigtbaar of een breeden rug, waarop het helmgras wiegelt. De zon neigt naar het westen, en de donkerblaauwe lucht is met smalle, regelmatig verdeelde, witte wolkjes bedekt. Rondom den waterkuil groeijen tusschen het hooge gras het donderkruid (Inula Conyza DC.) met zijn groote, gele, zamengestelde bloemen, die een naar parfumerie zweemenden geur verspreiden, en de slangenbeet (Ophioglossum vulgatum L.), een zonderling, eenbladig varen, welks bloem, niet zoo als die der andere varens, op de achterzijde der bladeren te voorschijn komt, maar aan een steel boven het blad uitsteekt. Aan den rand van en in het water groeijen teedere plantjes; de Sagina nodosa, het waterdekmos (Hypnum fluitans L.) en