Pagina:De Hollandsche Revue vol 022 no 011 Het Kubisme.djvu/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
644
644
DE HOLLANDSCHE REVUE.

kleurmiddel. Matisse bedient zich van de natuur, maar breekt met de natuur-illusie. De natuurobjekten hadden voor hem slechts waarde, voor zooverre zij het vallende, het liggende, het staande, het zwevende, het hangende, het horizontale of het vertikale uitdrukten.

Zuiver esthetisch gesproken, hebben de objekten als zoodanig nooit eenige waarde gehad in de schilderkunst. Voor Rembrandt hadden zij slechts waarde als vormen waarin het licht gestalte kreeg. Voor van Gogh hebben zij slechts waarde als symbolen van een of andere ontroering. Voor Matthijs Maris hebben zij slechts waarde als het akcent eener geestelijke sfeer.

[Afbeelding: Bart van der Leck. Storm. 1916. Kröller-Müller Museum.]
STORM (1915) B. v. d. Leck.

Van den modernen kunstenaar hebben de objekten slechts een beeldende waarde.

Wanneer een beeldend kuastenaar iets waarneemt dat hem ontroert, dan zal hij beeldend bewogen worden; zijn ontroering zal gestalte krijgen in een beeldenden vorm. Deze gestalte zal door middel eener kompositie zichtbaar worden, Hoe meer deze kompositie geassocieerd is met de waarneming, b.v. de natuur, — hoe geringer het werk zal zijn als beeldende kunst. Tot het organisme der beeldende kunst behooren niet: „boomen”, „huizen”, „menschen” of iets van dien aard, maar het organisme der beeldende kunst is samengesteld uit lijnen, ronde en vierkante vormen, vertikale en horizontale vlakken, kleuren van de intensiteit van wit tot de passiviteit van zwart, enz.

Het beeldend middel is onuitputtelijk.

De eerste die zich van dit middel bediende, was Henri Matisse. Zijn bedoeling was niet te imiteeren maar te konstrueeren. Vandaar dat zijn werken een beeldend aspekt, niet een natuurlijk aspekt vertoonen.

Toch komt Matisse niet tot het zuiver beeldende; zijn taal is nog niet de rein schilderkundige en het is eigenaardig, dat hij spottend spreekt over Dérain, Picasso, Braque en Le Fauconnier, die met het beeldend geschut kwamen aanrijden.

Dit beeldend geschut was het Kubisme.

Het Kubisme sloeg uit als een brand, op verschillende plaatsen tegelijkertijd. Het valt niet met volstrekte zekerheid te zeggen waar het eerst. De impressionistisch-naturalistische kunstuiting, — dat is de kunstuiting, die aan toon, lijn- en luchtperspektief en kleuren-realisme alles offerde, — zag zich plotseling, in het begin der twintigste eeuw (1907), van alle zijden omringd door het kubistisch geschut. Thans, na acht jaren reeds, ligt in Europa het kadaver der traditioneele kunst uiting tot voedsel der gieren.

Het bizondere kenmerk van de nieuwe beweging in de schilderkunst is, dat deze beweging, in tegenstelling met de beweging, die aan haar vooraf ging (1870), internationaal is. Te meenen, dat een kunstuiting, die hare kracht put uit Spanje, Italië, Frankrijk, Rusland, Duitschland, Hongarijë, Engeland en Holland maar een voorbijgaande voor-