XXI
nelijke caesuur in den 4en voet. B.v. Il. XIV, vers 42. Ὢ Νέστορ Νηληιάδη.
II. De caesuur, d.i. de snede, is met de voeten de grondslag van het vers. Elk vers moet eene caesuur hebben.
De homerische hexameter heeft verschillende sneden:
- De snede in den 3en voet na de 1e heffing, aldus:
(bij de volgende voorbeelden geef ik eenvoudshalve alleen daktulen, men weet nu dat die in de 4 eerste voeten door spondeën mogen vervangen worden:)
1 2 3 4 5 6 / / | / / / Zing ons den / wrok, o go / din | van A / chilles den / zone van / Peleus. Deze is de hoofdcaesuur, de algemeene: slechts 185 verzen van de Ilias en 71 van de Odussee zijn zonder caesuur in den 3en voet.
Zij is mannelijk, wanneer zij na de 1e heffing (als boven) valt; deze verdient de voorkeur;
zij is vrouwelijk, wanneer zij na de 1e daling in dien daktulos valt, b.v.
1 2 3 4 5 6 / / | / / / Doch hunne / lichamen / stelde | ten / prooi van de / honden en / buit gaf - De caesuur valt vaak in den 4)en voet na de 1e heffing, aldus:
1 2 3 4 5 6 / / / | / / Wekte een / doodlijke / ziekte in ’t / kamp |, en de / volken be / zweken - De snede na den 4en voet, die in dat geval altijd een daktulos moet zijn en met het eind van het woord samenvallen; zij heet boekolische caesuur, omdat de latere dichters van boekolika (herderszangen) haar vooral gebruikten:
1 2 3 4 5 6 / / / | / Daarop / ver van de / vloot stand / houdende | zond hij zijn / boogschot - De snede na den 1en voet: (het zij of |: aldus
1 | Schriklijke! | . . . . . . . . . . . . . . of
1 | Smintheus! . . . . . . . . . . . . . . . . . - De snede in den 2en voet, na de 1e heffing (trithemimeris: dikwijls vergezeld van de caesuur in den 4en voet):
1 2 / | Machtige / Zeus |
Enkele minder voorkomende caesuren behoeven wij voor ons doel hier niet te bespreken; het bovenstaande is hoofdzaak.