Pagina:De Nieuwe en Onbekende Weereld - Montanus 1671.djvu/64

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ten onderſoek des moords afgevaerdigt, bragten beſcheid te rugge: Over ’t magtig eiland Hiſpaniola heerſchten verſcheide koningen, van welke twee gaende, gemaekt door’t gerucht van nieuwe vreemdelingen, met twee heirlegers de vreemdelingen afmaekten. [1]Hy was haer te hulp gekomen; doch bracht niet meer te weeg, dan dat in ſijn been gequetſt wierd: waerom 't beddehield, geplaetſt onder ſeven ſlaep-plaetſen van even ſoo veel by-wijven. Guaccanarillo loogte bot: alſoo de mark-graef Sibilius, die de bombazijne doeken om 't been oplichte, het minſte lid-teeken niet beſpeurde: weſhalven niet getwijfelt wierd, of hy was ſchuldig aen de moord der achten dartig, Spanjaerden. Echter verſcheen Guaccanarillo, des verſocht, voor Colonus, in wiens tegenwoordigheid langwijlige ſpraek hield met een der vrouwen, van ’t eiland ſant Cruz gelicht. De Spanjaerden paſten ze de naem Catharijn toe. Deſe ſprong met ſeven maegden, by duiſter over boord, ſwom weinigh minder als een mijl, eer te land geraekte, en aldaer by den koning Guaccanarillo, welkers toeleg meer en meer ontdekt wierd door duſdaenige voorwal. Weſhalven Colonus drie honderd mannen afvaerdigt, beleid by Melchiorius, Hoieda Gorualanus, om 't eiland te door-ſnuffelen, en byſonder om Guaccanarillo elders te vangen. Melchiorius ontdekte een wijde rievier, die mer ſeer kromme bogten tuſſchen hooge heuvelen, weergalmende van ſingend gevoogelt, in zee viel uit een ruime mond, vergroot door twee ſtroomen, wederzijds invloeyende, tot bequaeme berging voor ſchepen. Alhier ſprongen omtrend honderd gewaepende eilanders te voorſchijn: zy ſchreeuwden, wy zijn geen canybalen, maer Taynos‚ ſoo veel geſegt als edelluiden. De Spanjaerden deeden vredens bewijs, op welk de Taynos naderden, en haer geruſt-hielden. Dicht by ſtond een langwerpig-rond huis: de buiten omtrek maekte twee en dartig groote ſchreeden uit: de verwelfſels waeren konſtig uit veel vervig ried gevlochten. Rondom ſtonden dartig mindere woningen. Hoieda ontdekte een vloer uit hoog gebergt neder-geſtort, alwaer d' inwoonders aldus goud raepten: [2]zy groeven een kuil in’t zand ter diepte van een arm; greepen met de ſlinker hand een vuiſt vol zand, en ſochten met de rechter de korrelen gouds: die, ſonder eenige andere moeyte, den Spanjaerden toereikten: de meeſte korrelen hadden eens cicers groote, hoewel ook ſommige negen oncen haelden: [3]hoedaenig Peter Martyr raedsheer van Kaiſar Carel betuigt geſien te hebben in’t Spaenſe hof, door Colonus overgevoert. Voorts kreeg hier Hoieda bericht, hoe deſe goudſtroom ſijn oorſprong nam in’t rijk, gehoorig onder Cacicus Gaunaboa, beduidende een Koning van 't huis des gouds. [4]Ondertuſſchen verkoos Colonus de grond voor een nieuwe ſtad op een verheeven heuvel, in't noorden van Hiſpaniola. Dicht by den heuvel rijſt een berg, verfchaffende ſteen en kalk: ter andere zijdeleid een ruime vlakte, diervoegen vruchtbaer, dat nauwelijx de ſon ſoodaenig landſchap beſchijnt. Deſe vlakte, beſproeit van verſcheide ſtroomen, welker grootſte een veilige haven tegen de wallen der nieuwe ſtad maekt, brengt overvloedig allerlei gewas voort, niet min ſpoedig als ſmackelijk. [5]Meloenen komen tot volkoomen rijpheid in ſes en dartig dagen, terwe binnen twee maenden. Tweemael's jaers brengen boomen en planten vruchten voort. 't Zuikerried krijgt eens arms dikte op den vijftienden dag. De wijngaerden draegen overvloedige troſſen in’t tweede jaer. Aen duſdaenig vermackelijke vlakte bouwde Colonus de ſtad Iſabella, voorſien van grachten en wallen tegen alle vyandelijke indruck. Bartholmeus Colonus wierd tot ſlee voogd geſteld. Ondertuſſchen ging d’Ammirael met vier honderd mannen, om goud-mijnen op te ſoeke. Twee enſeventig mijl leid de valleye Cibaua van

Iſabella af. Soo verre boorde Colonus over ſnelle vloeden en hooge bergen. Alhier bouwd hy een ſterkte ſant Thomas: en verhandelt voor ſnuiſtery

  1. Zijn handel met de koning Guaccanarillo
  2. Wonderlijk goud reapen.
  3. Deeas i. de Orbe Novo.
  4. Colonus bouwde een ſtad
  5. Wondere vruchtbaerheid der grond aldear: