Naar inhoud springen

Pagina:De apocriefe boeken (1906).pdf/146

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

was langen tijd vrede te houden, noch Simons moedwil te stuiten. 7 Toen nu koning Seleucus gestorven was en de regeering op Antiochus Epifanes kwam, stond Jason. Onias broeder, naar het hoogepriesterschap 8 en beloofde den koning, indien hij het verwierf, driehonderd en zestig talenten zilver, en van de andere inkomsten tachtig talenten; 9 en bovendien beloofde hij hem ook nog, zich te verbinden voor honderd en vijftig talenten, als men hem wilde toestaan leer- en oefenplaatsen aldaar te stichten, en de Antiochiërs, die te Jeruzalem woonden, als burgers in te schrijven. 10 Toen de koning dit bewilligde en Jason het priesterambt kreeg, gewende hij terstond zijne lieden aan de heidensche levenswijze; 11} en de den Joden gunstig gezinde wetten, die namens de koningen waren ingesteld door Johannes, den vader van [1]Eupolemus, die naar Rome dgezonden was om met de Romeinen een verbond te maken, schafte hij af, en vernietigde de oude, eerwaardige wetten, en voerde andere schandelijke instellingen in. 12 Bij den burg bouwde hij eene [2]oefenplaats en gebood, dat de sterkste jonge gezellen zich daarin oefenen zouden. 13 En het heidensche leven nam alzóó de overhand, door den goddeloozen hoogepriester Jason,14 dat de priesters het offer, noch den tempel meer achtten, maar naar de oefenplaats liepen en zagen hoe men zich met de werpschijf en in andere spelen oefende. 15 En zij lieten alzoo varen wat de eer hunner vaderen was en hielden den heidenschen roem voor kostelijk. 16 Zij moesten het ook duur betalen; want God zond over hen juist diegenen, wien zij zulke spelen wilden nadoen, opdat die hen straffen zouden.17 Want met Gods woord is niet te spotten, dat ondervindt men toch op het laatst.

18 Toen men nu te Tyrus het groote vijfjarige kampspel hield, en de koning daarbij was, 19zond de booswicht Jason sommige Antiochiërs, alsof zij van Jeruzalem waren, om het kampspel ook te zien; en zond met hen driehonderd drachmen, om daarvan aan Hercules te offeren. Doch zij, aan wie dat bevolen was, zagen dat het niet voegen zou, en wilden het derhalve daartoe niet gebruiken, maar ergens anders toe aanwenden. 20 Daarom, schoon hij het tot het offer van Hercules gezonden had, besteedden zij het aan scheepstoerusting.

21 Toen nu Ptolemeüs Filométor, de jonge koning van Egypte, zijnen eersten rijksdag uitgeschreven had, zond Antiochus Apollonius, den zoon van Mnestheus, op dienzelfden rijksdag naar Egypte; maar toen hij vernam, dat men daar op hem afgunstig was geworden, trok hij weder terug, en was bedacht om zijn rijk in vrede te behouden; en hij kwam te Joppe en vandaar naar Jeruzalem. 22 En hij werd door Jason en de geheele stad luisterrijk ontvangen en ingehaald met fakkels en groot gejuich; daarna reisde hij weder naar Fenicië. 23 Maar na drie jaren zond Jason Menelaüs, den broeder van den voormelden Simon, om den koning geld te brengen, en hem sommige noodige zaken te herinneren. 24 En toen hij bij den koning in gunst kwam, vleide hij hem en bracht het hoogepriesterschap aan zichzelf en gaf den koning driehonderd talenten zilver meer dan Jason. 25 En hij kwam alzoo met des konings bevel weder naar Jeruzalem en handelde niet als een hoogepriester, maar als een woedende tyran en als een gruwzaam wild dier. 26 Alzoo werd Jason, die zijnen broeder uit zijn ambt gestooten had, weder door een ander daaruit gestooten, en moest in het land der Ammonieten vluchten; en Menelaüs verkreeg de regeering. 27 Maar, toen hij het geld, hetwelk hij den koning beloofd had, niet kon opbrengen, 28 toen Sostratus, de hoofdman in den burg, het van hem eischte, gelijk de koning hem bevolen had, liet de koning beiden vóór zich ontbieden, 29 en Menelaüs liet in zijne plaats zijnen broeder Lysimachus als

  1. 1 Makk. 8:17.
  2. 1 Makk. 1:15.