Pagina:De apocriefe boeken (1906).pdf/24

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
12
JUDITH 14, 15.

hand. 28 En opdat gij het ziet, is hier het hoofd van Holofernes, [1] die den God van Israël trotsch gelasterd heeft, en u met den dood gedreigd, zeggende, dat, als het volk Israël zou gevangen worden, [2] hij u met hen wilde laten doorsteken. 29 En toen Achior het hoofd van Holofernes zag, ontstelde hij, zoodat hij in onmacht viel. 30 Daarna, toen hij weder tot zichzelven kwam, viel hij voor hare voeten neder en sprak: 31 Gezegend zijt gij van uwen God in alle hutten van Jakob; want de God van Israël zal aan u geprezen worden bij alle volken, die uwen naam zullen hooren.

 

HOOFDSTUK 14.

De Israëlieten vallen op Judith's raad de Assyriërs aan.

DAARNA sprak Judith tot al het volk: Broeders, hoort mij. [3] Hangt, zoodra de dag aanbreekt, het hoofd over de muren. 2 En neemt uwe wapens en doet een uitval te zamen in éénen hoop en met een groot geschreeuw. 3 Zoo zullen zij, die op schildwacht staan, vlieden en zullen dan hunnen heer opwekken tot den slag; 4 en als de hoofdlieden tot de tent van Holofernes zullen komen en het lichaam daar in bloed zien liggen, zullen zij verschrikken. 5 En als gij merkt, dat zij versaagd zijn en de vlucht nemen, zoo dringt met goeden moed op hen aan; want de Heer heeft hen onder uwe voeten gegeven. 6 Toen nu Achior zag, dat de God van Israël geholpen had, verliet hij den heidenschen eeredienst en geloofde aan God en liet zich besnijden; en hij is onder Israël gerekend geworden, hij en al zijne nakomelingen, tot op dezen dag.
7 En toen de dag aanbrak, hingen zij het hoofd over de muren en namen hunne wapens en deden een uitval in éénen hoop en met een groot geschreeuw. 8 En toen zij, die op schildwacht stonden, dat zagen, liepen zij naar de tent van Holofernes; 9 en die van binnen maakten een gedruisch voor zijne kamer, opdat hij daarvan zoude ontwaken; 10 want men durfde niet aankloppen of binnengaan in de kamer der vorsten van Assyrië. 11 Maar toen de hoofdlieden der Assyriërs kwamen, zeiden zij tot de kamerdienaars: 12 Gaat binnen en wekt hem op; [4] want de muizen zijn uitgeloopen uit hare holen en zijn stout geworden, dat zij ons nu durven aantasten.
13 Toen ging Bagoa binnen en trad voor het behangsel en klapte met de handen, want hij meende, dat hij bij Judith sliep; en hij luisterde of hij zich zou verroeren. 14 Maar toen hij niets vernam, hief hij het behangsel op; toen zag hij het lichaam zonder hoofd in zijn bloed op de aarde liggen; toen kermde en jammerde hij overluid en verscheurde zijne kleederen; 15 en hij zag in de kamer van Judith, en toen hij haar niet vond, liep hij er uit naar de krijgsknechten, 16 en sprak: Eene éénige Hebreeuwsche vrouw heeft het geheele huis van Nebukadnezar van Assyrië tot spot en hoon gemaakt voor de geheele wereld; want Holofernes ligt dood op de aarde en hem is het hoofd afgehouwen. 17 Toen de hoofdlieden van Assyrië dat hoorden, verscheurden zij hunne kleederen en verschrikten bovenmate en er ontstond een groot gejammer onder hen.

 

HOOFDSTUK 15.

Nederlaag en vlucht der Assyriërs. - Vreugde bij de Joden.

TOEN nu het krijgsvolk hoorde, dat Holofernes het hoofd afgehouwen was, verschrikten zij en werden verbijsterd en konden geen raad houden wat zij doen zouden; zoozeer was hun de moed ontvallen; 2 en zij namen de vlucht, opdat zij de Hebreën, die zij tegen zich zagen aantrekken, ontkomen mochten. 3 En toen de kinderen Israëls zagen, dat de vijanden

  1. Jud. 6 : 1, 2.
  2. Jud. 5 : 28; 6 : 3.
  3. 2 Makk. 15 : 35.
  4. 1 Sam. 14 : 11.