Pagina:De apocriefe boeken (1906).pdf/26

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
14
HET BOEK DER WIJSHEID 1.

vreezen, dat is zeer groot. 20 Wee den volken, die mijn volk vervolgen; want de almachtige Heer oefent wraak over hen en bezoekt hen op den dag des oordeels; 21 [1] hij zal hun lichaam plagen met vuur en wormen en zij zullen branden en jammeren in eeuwigheid.
22 Na die overwinning trok al het volk van Bethulië naar Jeruzalem, om den Heer te aanbidden; en zij reinigden zich en offerden brandoffers en vrijwillige offers. 23 En Judith hing in den tempel op al de wapenen van Holofernes, en de deken, die zij van zijn bed genomen had, dat zij den Heer ten geschenke zouden toegewijd zijn eeuwiglijk. 24 En het volk was met Judith vroolijk te Jeruzalem, bij het heiligdom, drie maanden lang, en vierde de overwinning.
25 Daarna trok iedereen weder naar huis, en Judith kwam ook weder te Bethulië en werd hoog geëerd in het geheele land van Israël. 26 En zij bekende geen man na den dood van haren man Manasse. 27 En zij werd zeer oud en bleef in haars mans huis, totdat zij honderd en vijf jaren oud was. 28 En zij maakte hare dienstmaagd Abra vrij. Daarna stierf zij te Bethulië en men begroef haar bij haren man Manasse. 29 En het volk droeg rouw over haar zeven dagen lang; en voordat zij strierf deelde zij al haar goed onder haars mans vrienden. 30 En terwijl zij leefde en ook lang daarna, durfde niemand tegen Israël optrekken. 31 En de dag dezer overwinning wordt bij de Hebreën voor een groot feest gehouden en door hen gevierd eeuwiglijk.

DE WIJSHEID VAN SALOMO.

AAN DE TYRANNEN.

 

 

HOOFDSTUK 1.

Gerechtigheid in woord en daad is de weg der wijsheid.

HEBT gerechtigheid lief, gij rechters der aarde! Denkt na over den Heer met vromen zin en zoekt hem in eenvoud des harten; 2 want hij [2] laat zich vinden door degenen, die hem niet verzoeken, en verschijnt dengenen, die hem niet wantrouwen. 3 Maar eene roekelooze laatdunkendheid is verre van God; als de straf komt, bewijst zij welke dwazen deze geweest zijn. 4 Want de wijsheid komt niet in eene boosaardige ziel, noch woont in een lichaam, aan de zonde onderworpen; 5 want de Heilige Geest, die een Geest der tucht is, vliedt het bedrog en wijkt van de roekeloozen, en wordt verdreven, als ongerechtigheid hem wil naderen. 6 Want de Geest der wijsheid is goedertieren en laat den lasteraar niet ongestraft; want God is getuige van alle [3] gedachten, en kent alle harten gewis en hoort alle woorden. 7 Want de Geest des Heeren vervult de geheele aarde; en die alles omvat, kent de woorden. 8 Daarom kan hij niet verborgen blijven, die het onrecht spreekt; en het recht, dat hem straffen zal, zal hij niet ontgaan. 9 Want de aanslagen des goddeloozen moeten voor het gericht en zijne redenen moeten voor den Heer komen, opdat zijne ondeugd gestaft worde. 10 Want het oor des [4] vergelders hoort alles, en het spotten der lasteraars zal niet verborgen blijven. 11 Zoo wacht [5] u nu voor het schadelijke lasteren en onthoudt de tong van het vloeken; want hetgeen gij heimelijk met elkander in de ooren spreekt, zal niet in het ijdel vervliegen; want de mond die liegt doodt de ziel.

  1. Jes. 66 : 24.
  2. Deut. 4 : 29.
  3. Ps. 139 : 2.
  4. Ex. 20 : 5.
  5. Ps. 34 : 14.