Pagina:De apocriefe boeken (1906).pdf/28

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
16
HET BOEK DER WIJSHEID 3,4.

zou gelijk zijn, zooals hij is; 24 [1] maar door den nijd des duivels is de dood in de wereld gekomen, 25 en die hem toebehooren moeten hem smaken.

 

HOOFDSTUK 3.

Ongelijke toestand van den goddelooze aan deze en aan gene zijde van het graf.

MAAR de zielen der rechtvaardigen zijn [2] in Gods hand en geen kwaal raakt hen aan. 2 Bij de onverstandigen worden zij aangezien alsof zij sterven; 3 en hun afscheid wordt voor een ramp gerekend, en hunne heenvaart voor een verderf; maar zij zijn in vrede. 4 [3] Of zij al voor het oog der menschen veel lijden hebben, 5 zoo is hunne hoop nochthans vol onsterfelijkheid. Zij worden een weinig getuchtigd, maar veel goeds zal hen wedervaren; want God [4] beproeft hen en bevindt, dat zij hem waardig zijn. 6 Hij beproeft hen als goud in den oven en neemt ze aan als een volkomen offer. 7 En ten tijde, als God ze zal bezoeken, [5] zullen zij helder schijnen, en heen- en wedervaren als vlammen over de stoppels. 8 Zij zullen de volken oordeelen en heerschen over alle natiën; en de Heer zal eeuwig over hen heerschen.
9 Want wie op hem betrouwen, bevinden, dat hij trouw houdt; en wie getrouw zijn in de liefde, laat hij zich niet ontnemen; want zijne heiligen zijn in genade en barmhartigheid, [6] en hij heeft een opzicht over zijn uitverkoren. 10 Maar de goddeloozen zullen gestraft worden, gelijk zij gezind ware; want zij achten den rechtvaardige niet en wijken van den Heer af. 11 Want wie de wijsheid en de roede veracht, die is onzalig; en hunne hoop is niets, en hun arbeid is vergeefsch en hun doen is onnut. 12 Hunne vrouwen zijn zottinnen en hunne kinderen boosaardig; vervloekt is wat van hen geboren is. 13 Maar zalig is de onvruchtbare, die onbevlekt is, die onschuldig is aan het zondige bed; die zal het genieten ten tijde, als men de zielen oordelen zal. 14 Desgelijks een onvruchtbaar man, die niets onrechts met zijne hand doet, noch kwaad tegen den Heer denkt, dien wordt gegeven voor zijn geloof eene uitgelezene gave en een beter deel in den tempel des Heeren. 15 Want de vrucht van goede bedrijven is heerlijk en de wortels des verstands verrot niet; 16 maar [7] de kinderen des overspelers gedijen niet en het zaad uit het onechte bed zal verdelgd worden. 17 En of zij al lang leefden, zoo moeten zij toch te schande worden, en hun ouderdom zal toch ten laatste zonder eer zijn. 18 Maar al sterven zij spoedig, zoo hebben zij echter niets te hopen, noch troost ten tijde des oordeels; [8] want de onrechtvaardigen nemen een kwaad einde.

 

HOOFDSTUK 4.

De kinderen der echtbrekers. – Het vroegtijdige sterven der godvruchtigen is geen ongeluk. – Het einde der goddeloozen.

BETER is het geen kinderen te hebben, als men vroom is; want dat brengt eeuwigen lof; want het wordt beide bij God en de menschen geroemd. 2 Waar het is, daar neemt men het tot voorbeeld; maar wie het niet heeft, wenscht het toch, en ’t pronkt in den eeuwigen krans en behaalt de overwinning in den kamp der kuischheid. 3 [9] Maar de vruchtbare menigte der goddeloozen is onnut; en wat uit de hoererij geplant wordt, zal geen diepe wortels schieten noch vasten grond zetten. 4 [10] En of zij een tijd lang aan de takken groeien, dewijl zij geheel los staan, worden zij toch van den wind bewogen en door den sterken wind uitgeroeid. 5 En de ontijdige takken worden gebroken; en hunne vrucht is niet nut, onrijp om te eten en nergens toe deugend. 6 Want de kinderen, die uit onechtelijken bijslaap geboren worden, moeten getuigen van de boosheid tegen de ouders, als men ze vraagt.

  1. Gen. 3 : 1-19.
    Joh. 8 : 44.
  2. Deut. 33 : 3.
  3. Rom. 5 : 2, 3.
  4. Deut. 8 : 2.
  5. Matth. 13 : 43.
  6. Luk. 18 : 7.
  7. Wijsh. 4 : 6.
  8. Ps. 37 : 38.
    Ps. 73 : 19.
  9. Sirach 23 : 35.
  10. Ps. 37 : 85, 86.