Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/11

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

aan Van der Hoeven's rechterzijde in, en was er de ziel van 't gesprek, was er — ik moet er dit bijvoegen — even ondeugend en vrij als altijd. Geen wonder dan ook dat het Van der Hoeven was, die hem later te Delft als leeraar bevestigde, en dat de dood van den geliefden leermeester, niet veel jaren daarna, hem dat schoone gedicht: In Memoriam ingaf, waarin hij

Zijn leiding on zijn lessen en gesprekken,
Zijn woord, in jonglingsstrijd, vaak weldaad voor zijn hart,

nog dankbaar herdacht: welsprekend getuigenis van zijn smart en zijn liefde.

Theoloog in vollen zin is onze dichter nooit geweest, al studeerde hij in de Theologie. Voor de wetenschap was hij, in die dagen althans en nog een geruimen tijd later, niet zeer billijk. Hij kende hear slechts in één vorm, dien eener onbezielde en verwaande geleerdheid, en veroordeelde haar onmeedoogend als:

Onbegrijplijk dom en droog,

of stelde haar in een — trouwens niet zeer gelukkig — vers: In de bibliotheek van een liefhebber, zonder barmhartigheid ten toon. Zoolang hij zich nog met letterkundige studie mocht bezighouden, ging het wel. Horatius en Ovidius altheng trokken hem aan, en het onderwijs van den smaakvollen Bosscha was beter in staat om hem nog eenige liefde voor de Ouden in te boezemen, dan dat van een streng filoloog zou geweest zijn. Meer sympathie had hij voor de nieuweren, die hij misschien beter verstond, en dus ook hooger waardeerde. Ik herinner mij nog zeer goed, met welk een warmte op zekeren avond een dronk, door een opgewonden studentje, aan schrijver dezes niet geheel onbekend, op de nieuwere letterkunde uitgebracht, door De Génestet werd beantwoord; een ketterjj, die onze gastheer — het was een feest door Van der Hoeven ter eere van De Génestet's verloving gegeven — ditmaal met zijn gewonen vriendelijken glimlach aanhoorde en... niet bestrafte. Een groot gegraveerd portret van Byron hing steeds in zijn studeerkamer; hij had een diepe vereering voor zijn genie, evenals voor dat van Heine, hoewel hij zich altijd van de uitspattingen van 't Byronianisme