Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/116

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Staan eens die wilde velden kalm,
Bij schoven saamgebonden,
Dan wordt aan iedren gouden halm
Een rijke vrucht gevonden!

Die nimmer dwaas was in zijn jeugd,
Wordt nimmer recht verstandig,
Een fiksche jeugd – baart mannendeugd,
Maakt handelbaar en handig.
’k Vertrouw die wijze jongens niet
Van achttien, twintig jaren –
Uw wijsheid is een gloeiend lied,
Een pet op zeven haren!

Laat vrij de blonde, zijden snor
Om rozenlippen bloeien;
Schreeuw nog uw keer aan Iö’s schor
En laat champagne vloeien!
Tier – zoo ’t uw borst verruimen kan; –
Maar schuldloos en – met gratie!
Scheld aan ’t biljart den stommen Jan,
Maar schelt met variatie!

Speel homber als een oude rot,
Stop delicieuze ballen,
Moog tusschenbeide een mooie pot
Uw kunst ten deele vallen!
Maar zoek het liefst uw zoetste feest
Bij zoute konversatie,
Toon daar uw opgewonden geest
En tintelende facie!

Leer ons hoe gij uw blauwe pet
(Een pet van achttien jaren!)
Zoo onnavolgbaar, zoo koket,
Gooit om uw bruine haren!
Als vond ook zij de vreugde zoet,
Als kreeg zij geest en leven;
Ik zal een nieuwen zijden hoed
Voor dat geheim uw geven!