Deze pagina is proefgelezen
Dat weet ik niet, maar wat ik weet,
Bij elk oratie–jooltje
Dan heb ik rust in voet noch vuist,
Ik zit – als op een kooltje!
Bij elk oratie–jooltje
Dan heb ik rust in voet noch vuist,
Ik zit – als op een kooltje!
Maar wat ik weet, dat zeg ik luid,
Dat zeg ik zonder schromen:
Kastanjes moeten eenmaal uit
Het smeulend vuur genomen!
Dat zeg ik zonder schromen:
Kastanjes moeten eenmaal uit
Het smeulend vuur genomen!
’t Is Feest: kijk op, daar naakt de rei
Der breede Professoren,
Zij nemen plaats in ’t groote hok
En spitsen klassische ooren!
Der breede Professoren,
Zij nemen plaats in ’t groote hok
En spitsen klassische ooren!
De orator klautert in de Broek[1]
En soest er zeer genottelijk.
’t Jus Pilei[2] verblijdt zijn hart –
Al kleedt zoo’n steek bespottelijk!
En soest er zeer genottelijk.
’t Jus Pilei[2] verblijdt zijn hart –
Al kleedt zoo’n steek bespottelijk!
Wat toeft ge, o Seminarie–trits?
Ei, zet u bij de vrinden?....
Hoe nu? de bank is opgepropt,
Er is geen plaats te vinden? – –
Ei, zet u bij de vrinden?....
Hoe nu? de bank is opgepropt,
Er is geen plaats te vinden? – –
Men sluit hun ’t deurtje voor den neus,
Men laat hen opmarcheeren.
Adieu, kollega’s! hier is ’t uit
Met ons fraternizeeren!
Men laat hen opmarcheeren.
Adieu, kollega’s! hier is ’t uit
Met ons fraternizeeren!
Men sluit u ’t deurtje voor den neus,
Gij hoort niet bij die heeren!
Wat meent gij?:die Illustre School
Zou zich – – enkanailleeren?
Gij hoort niet bij die heeren!
Wat meent gij?:die Illustre School
Zou zich – – enkanailleeren?
O wee! o non–sens, o ellend!
O tijden, menschen, zeden!
O tijden, menschen, zeden!