Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/124

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
„Tot hiertoe en niet verder!” grijnst
Het zieltjen in die planken.
Gij Heeren heb één geest misschien,
Maar ik heb hier – twee banken!

Bezoek te grauwen middernacht
Dat spokende gebouwtje,
Dan hoort ge een bitsen hamerslag:
Dat is mijn timmrend ouwtje!

Hij timmert losse spijkers vast
Met wee– en preektoon–galmen;
Hij bromt en blaast: verdragen!! wat!
En knarsetandt in psalmen!

O timmer, onverzoenbre geest,
Ras brengt een vroolijk standje
U ’s nachts een heuchelijk bezoek,
En helpt – temet – een handje!

Wij komen, ja! wij komen, hoor!
Met fakkels en flambouwen,
Met feestwijn en triumfmuziek
En handen uit de mouwen!

Wij stroomen allen samen tot
Een monsterkonvokatie,
En trappen ’t Schotje – krak! – ineen
Met vreeselijke staatsie!

Iö vivat, Iö vivat,
Zal door ’t gewelfje schallen,
En krakend bij den laatsten toon
Zal ’t laatste Schotjen vallen!

Dan wordt die „ketter onzer eeuw”
In vuur en vlam begraven,
En ’t „Athenaeum floreat!”
Stroomt uit de borst der braven!