Deze pagina is proefgelezen
Gij, zanger, wien de boezem brandt,
Hef aan!
Uw lied zij ons een vriendenhand
Of traan!
Maar weg met ijdle dichtersmart
En waan!
Gezond zij hoofd en harp en hart –
Verstaan?
Hef aan!
Uw lied zij ons een vriendenhand
Of traan!
Maar weg met ijdle dichtersmart
En waan!
Gezond zij hoofd en harp en hart –
Verstaan?
Geef, Meester in de kunst, kritiek,
Maar wik!
En scherm niet voor uw eigen kliek
Of ik!
Ei, gun den dommen dwaas geen rust,
Pik, prik!
Maar schreeuwt ge uit nijd of luim of lust,
Zoo – stik!
Maar wik!
En scherm niet voor uw eigen kliek
Of ik!
Ei, gun den dommen dwaas geen rust,
Pik, prik!
Maar schreeuwt ge uit nijd of luim of lust,
Zoo – stik!
Weet, wat gij zegt; denk, eer gij schrijft
Of dicht;
Maar zoo gij eeuwig wischt en wrijft,
Zoo zwicht!
Een warkop, wat hij broedt of doet,
Ontsticht;
Een helder hoofd, een rein gemoed
Brengt licht!
Of dicht;
Maar zoo gij eeuwig wischt en wrijft,
Zoo zwicht!
Een warkop, wat hij broedt of doet,
Ontsticht;
Een helder hoofd, een rein gemoed
Brengt licht!
1850.
DAGELIJKSCH BROOD
Mijn brood is ’t brood der bloeiende aarde,
Mijn brood is weelde en overvloed,
De bloesems van mijn lentegaarde,
De frissche lucht, die sterkt en voedt;
Een uitgelezen schat van zegen,
Die, als van-zelf, vloeit in mijn schoot ....
Mijn hart, verwonderd en verlegen,
Och, stamel van uw daagijksch brood!
Mijn brood is weelde en overvloed,
De bloesems van mijn lentegaarde,
De frissche lucht, die sterkt en voedt;
Een uitgelezen schat van zegen,
Die, als van-zelf, vloeit in mijn schoot ....
Mijn hart, verwonderd en verlegen,
Och, stamel van uw daagijksch brood!