Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/137

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Juist als bij u, niet waar? ik weet uw dochters droomen
Van danspartijtjes als dát kleed wordt opgenomen.
’t Plafond is hoog en rijk als ’t uwe; zie, is dit
Niet uw behangsel, blauw met donkergrijs en wit?
Schoon ik erkennen moet, Mevrouw, dat uw gordijnen,
Die stiller zijn van kleur, mij veel gepaster schijnen.


XVII


De marmren schoorsteen is met luxe en licht bevracht,
Ginds prijkt een kastje vol van Japanneesche pracht;
Als mijn financies mij die grappen permitteeren,
Laat ik mijn zaal precies zóó meubileren:
Twee sofa’s, één voor mij, één voor de lieve duif,
Die neerstrijkt in mijn hof! zacht als haar zachte kuif,
Haar nekje van fluweel; tenzij ik mocht bedenken,
Dat één voor twee wellicht nog meer genot kon schenken!


XVIII


Et caetera: de rest precies in de’ eigen trant,
Zeer comfortable, zeer chicard, zeer elegant.
Ik geef u vrijheid, als gij duidlijk kunt bemerken,
Mijn schets naar eigen smaak behoorlijk uit te werken.
Slechts dit nog dient vermeld: dáár, boven het buffet,
Praalt in een gouden lijst een blinkend mansportret,
Waarop ik niettemin voor geld noch goud wou lijken,
En dat ik toch met u wat nader wil bekijken!


XIX


Maar ’t origineel vast even dichtbij
En even lelijk is, als gindsche prachtkopij,
En daar ik bovendien mijn hals niet heb te rekken,
Om ’s mans fyzionomie en minnelijke trekken
Voor u te schetsen naar de levende natuur –
Zoo, hoorders, heb ik de eer den schalk, die ginds aan ’t vuur
Zijn zielsgeheimen zeer intiem schijnt te vertellen,
U als den Heer van ’t huis en.... leelijk voor te stellen.


XX


Ja lang niet mooi.... en toch vol fraaie deftigheid;
Hij vult zijn leuningstoel met breede majesteit;