Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/175

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

LIBERAAL


Die wahre Liberalität ist Anerkennung
Wij zijn ontzaglijk liberaal –
Wij laten ieder vrij
In doen en denken, kunst en taal;
Wij zeggen: vrij en blij!....
Dom volkje, dat niet denkt als wij
En wroet voor zijn partij,
Dat hen de duivel haal....
Wat zijn we liberaal!



 

LEVENSLIED



Hoe min Ik dat fier en dat vrooljk gelaat
  Met helderen blos op de wangen,
Dat oog, dat de reinheid der ziele verraadt,
  Dat harte vol bloemen en zangen:
Hoe min ik u, heerlijk en hartelijk kind,
Die knielt voor uw God, en de lente bemint.

Maar ’k gun u dat bleek en dat ziekelijk schoon,
  Die fletse, die mijmerende oogen,
Dat blosje zoo kwijnend, poëtisch van toon!
  Dat hart door illuzie bedrogen
Ik gun u ’t bedorven, en dwepende kind,
Dat kwijnt in het voorjaar, en – ’t maantje bemint.

Hoe boeit mij de rijke, de manlijke luit,
  Hoe wensch ik den zanger te kronen,
Die gloeit voor zijn God, voor zijn land, voor zijn bruid,
  Die ’t leven in zinrijke tonen
Weerspieglend, al bloemen, vol kleurigen gloed,
Vol geuren des levens, ons strooit in ’t gemoed

Maar weg met dat ijslijk en kermend gezang,
  Van zieklijke hersens en harten;
Ons maakt geen wanhopende Demon meer bang,