Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/178

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Hoog in de lucht, of als een woord omvergestooten
Door vrinden, op hun neus getuimeld, Z o O , of als
Een ander zonder kop, een alias, een hals
Zich voordoen ; want gij weet, naar ouderlijke zeden
Kan zich een duiveltje Vrij wonderlijk verkleeden
Nu eens in groot kostuum en straks in negligé,
Soms in uw besten vriend, waarom niet in een P?
Ja,’ duivels zijn het, die met helsch-onnoozle blikken
Zich aan de wanhoop van een arm auteur verkwikken:
„Wat is dat prachtig !” trilt hun plaagstem in zijn oor,
„Een nieuwe taalvorm!” grijnst het wriemelende koor:
Dat versie is delicieus! vast „zoo in eens” geschreven?
Inktkoker, pompstok[1] godlijk rijm! Men zou wat geven
Voor zoo’n genie! en kijk, dat geestig quiproquo,
’t Lijkt wel moraal, en toch, is ’t niet een fijn bonmot?”
Zoo bijt het; tot de man, verlegen en verloren,
Zijn werk in ’t vuur smijt, om van de’eersten vriend te hooren,
Als hij zich buiten waagt en snikt en snakt naar lucht:
Hoe jammer van je boek t maar ’t is toch wel een klucht..

Een klucht....! maar ’t is een moord, eene diepe zielewonde!
’t Zij voor een knoeier loon naar werk, en straf voor zonde : –
Ik zeg u, op mijn woord, dat geen fatsoenlijk man
Die wondere kritiek lam-lijdzaam lijden kan.

Ach! ware ik souverein, despoot, of potentaatje,
Al was ’t ook van een klein bespotlijk moffenstaatje!
Geprezen eenheid van „das Deutsche Vaterland,”
U liet ik zoeken als ver boven mijn verstand;
’k Heb van finanties geen begrip, maar ’t zou zich vinden;
Want vorsten hebben steeds zeer ijverige vrinden;
Doch wat ik doen zou? O, ’k heb wetten in mijn hoofd,
Van wier effekt ik mij vast wondren heb beloofd
Voor lezers en auteurs: mein Gnade zou besluiten
Dat elk vervelend boek van oude en jonge guiten,
Dat zondigde op het stuk van smaak, gezond verstand,
Taal, rijm of maat misschien onmidlijk werd verbrand?

  1. Bilderdijk zegt: ij en ei rijmen op elkaêr als inktkoker op pompstok.