Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/179

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Neen, neen, gedrukt, gedrukt! maar, schwärmende Ongelukken,
Begrijpt mij wel, ik zou ’t met fouten laten drukken:
Geen enkele proef – laat staan revisie – zoudt gij zien,
En straks wel, als de pest, uw eigen werk ontvliên!
Want, volgens deze wet, zou ’t schooner onzin wezen,
Dan ooit Frans Baltus aan het menschdom gaf te lezen: –
En binnen ’t jaar verscheen geen boek meer in mijn rijk,
Het prullenlegioen van iedren dag gelijk,
En eindlijk, daar ik graag rechtvaardig wilde blijven,
Zou nooit mein Gnade meer een enklen regel schrijven.
Secundo, ieder werk, de vrucht van rijp verstand,
Smaak, kennis, geest, vernuft, een glorie voor mijn land,
Eerst door een kalligraaf in keurig net geschreven,
Werd, door den Staat beschermd, met zorg in ’t licht gegeven,
In vriendelijken vorm, de letter groot als vier
En niet, mijn vrienden ! op dat gruwljk grauw papier,
Dat mij van ’t beste werk doet walgen, daar de heeren,
Geleerden van beroep, ons eeuwig op trakteeren.
Versta ’t papier !.... En dan beproefd, gerevideerd
Met arendsoogen, hondenneuzen hooggeleerd,
Door heel het snugger korps van wakkre schoolmonarchen
En door den hoogen raad van kundige aristarchen,
En door een ezel – want een ezel vindt een fout,
Waar ’t niemand denken zou! – ’k Liet eindelijk met goud
Het gansche zettersgild zeer vorstelijk betalen,
Maar wee hun, zoo ’k op hen één komma kon verhalen.
Eén drukfeil, die het werk ontsierde door hun schuld,
Na zooveel zorgen, zooveel tobben en geduld
Wee! op mijn woord, ik liet de domme zetters zetten,
En gaf hun Speck noch Bier noch Butterbrot – doch Ketten!
Neen, ’k liet ze – tot hun straf – den misdruk, door de wet,
Artikel één, vergaêrd – eens door hun hand gezet
In dagen van fortuin! – mij prompt van buiten leeren,
Straks – al de auteurs present – dien rommel deklameeren....
Als Rederijkers van de kroon in gala, met blauw lint,
Wit vest, gelakten voet, vol ernst, vol puf, vol wind.
En.... maar holâ, ik vrees dit grapje zal mij rouwen!
’k Mocht zetters en auteurs nu wel te vrind gaan houën.

1851.