Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

teleurstelling, een brief van een onzer gevierdste dichters ontving, waarin deze hem voor de toezending der Eerste Gedichten bedankte, maar er geen anderen lof bijvoegde, dan dat de vorm zoo schoon was. En daar waren er velen, ook letterkundige orakels, die met dat oordeel instemden. Ik erken, dat het mij onbillijk voorkomt. Het zijn, men vergete dit niet, de gedichten. van een knaap en een jong student, en men wijze mij dan uit de eerste werken van onze beste dichters iets aan wat daarmee, ook naar de innerlijke waarde gerekend, vergeleken kan worden. Hier waren geen oude, afgezaagde denkbeelden, vruchten van vroegere lektuur, in nieuwen vorm gegoten. Hier was een overtuiging, inderdaad, een overtuiging, waarvan men verschillen, doch wier bestaan en wier oprechtheid men niet loochenen mag. Hier was een frissche, oorspronkelijke levensbeschouwing, werkelijk het eigendom van den dichter, en waarvoor hij, welk onderwerp hij ook behandelde, een gelukkige uitdrukking wist te vinden. Hier klonk de blijde toon eener levenslustige jeugd, doch hier werd ook geen diepte gemist, geen ernst vergeefs gezocht; hier werd bijwijlen met heiligen ernst gesproken, bijwijlen de toon van weemoed aangeslagen, bijwijlen een stem uit het diepst des harten vernomen. Men zal immers geen diepte ontzeggen aan die schoone belijdenissen: Uit mijn Dagboek, Stem des harten, In gelukkige dagen, Dagelijksch brood: men zal den ernst niet willen miskennen van De volksdichter, Kritiek en zoovele andere verzen. En wie wordt niet getroffen door den stillen weemoed, die er ligt uitgespreid over dat reeds genoemde: De Avondzon, en over zijn afscheidslied Aan Mr. E. H. 's Jacob, dat werkelijk een afscheid voor goed geweest is? — En dat hij niet alleen voor de zwakheden en kleine gebreken zijner medemenschen een scherpen blik had, dat niet alleen het dichterlijke van zulke jolige figuren als zijn Jong Student hem trof, dat hij ook het verhevene eener waarlijk tragische figuur wist te waardeeren en weer te geven, dat kan zijn Hertogin van Orleans bewijzen, met dien heerlijken aanhef:

Gij alleen waart koningin,
Bij het spatten van hun kronen,
Bij 't uiteenslaan van 't gezin,
Bij het kraken van hun tronen:

met die treffende herinnering aan haar vroeggestorven gemaal: