Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/203

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ANNI'S TAAL



Geen dichter schiep ooit zoeter taal,
Geen schrijver maakt zulke zinnetjes,
Als gij, bruin wicht, klein ideaal
Van al uw moeders vriendinnetjes!

Wie, drommel, leerde u toch zoo lief
En geestig uw woordjes te schikken,
Te snappen zoo onnavolgbaar naïef,
Met mondje en handjes en blikken?

Ik heb beproefd te schrijven als gij,
O schalkje! gewoon zijt te spreken.
Beproefd in proza en poëzij –
Mijn povere kunst is gebleken!

Uw stemmetje klinkt zoo blij, zoo zoet;
De woordekens buitlen en trippen,
Vol geur en kleur en toon en gloed,
U van de rozenlippen.

Dus koosden wis in ’t paradijs
De reine kinderzielen,
Op vrome, kunstelooze wijs –
Eer ze in de geleerdheid vervielen?

Gij kunt me zoo zonder grammatika,
Verbuigen en vervoegen,
Dat ik betooverd te luisteren sta,
Schier met jaloers genoegen.

Wie leerde u dat? Dat leerde u voorwaar
Geen kitt’lig taalgeleerde,
Geen preeker of geen redenaar,
Wien Siegenbeek bekeerde!