Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/204

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Dat leerde u de goede moeder Natuur,
Die ook de vogels leert zingen!
Haar lessen zijn, voorwaar, niet duur –
Doch schraal haar volgelingen.

Dat leerde u de goede moeder Natuur,
Zij gaf u die tooverklanken....
Beleedig haar nooit, met kunst of kuur,
Blijf steeds háár eeren en danken!

O, ’k bid voor u, dat ge immermeer
Moogt praten zoo natuurlijk,
Een kind van onzen lieven Heer
Nooit deftig of figuurlijk.

Dat ge immer op uw schalke tong,
Als thans, uw hartje moogt dragen,
Een hartje, zoo rein, zoo frisch, zoo jong,
Schoon – met wat minder vragen!

Dat uit uw kinderlijk gemoed,
Zoo geestig en lieftallig,
Uw taaltje vloeie steeds zoo zoet,
Eenvoudig, oprecht en bevallig!

Dat God u beware voor ons valsch,
Ons afgesproken taaltje,
Ook voor den Delftschen tongval – als
Voor ’t Rotterdamsche haaltje!

D. 1957.



 

OPVOEDING



Ik heb een leelijk trekje,
Ontdekt in ’t kleine hart
Van ons aanvallig bekje –
Dat baart mij groote smart.