Deze pagina is proefgelezen
Het oude, dat daar aan de vest
Zoo witjes lacht in ’t groen!
Zoet nestje, voor den zomer best
Doch niet in elk saizoen.
Zoo witjes lacht in ’t groen!
Zoet nestje, voor den zomer best
Doch niet in elk saizoen.
Het oude, daar voor ’t eerst mijn hart
Gesmaakt heef, wat niet al!
Een liefde, een zaligheid, een smart,
Die ’k nooit meer smaken zal!
Gesmaakt heef, wat niet al!
Een liefde, een zaligheid, een smart,
Die ’k nooit meer smaken zal!
Daar in een bange, heilge nacht
Uw eerste levenskreet,
O eerste wicht, zoo blij verwacht,
Mijn ziele siddren deed;
Uw eerste levenskreet,
O eerste wicht, zoo blij verwacht,
Mijn ziele siddren deed;
Het oude, daar het leven, nog
Zoo nieuw voor mijn gemoed,
Vol frisschen glans en schoon bedrog,
Mij toeblonk rijk en zoet!
Zoo nieuw voor mijn gemoed,
Vol frisschen glans en schoon bedrog,
Mij toeblonk rijk en zoet!
Het oude, met zijn woonvertrek
Zoo vol gezelligheên,
Zijn hof, met menig dierbre plek,
En ’t spoor met dierbre schreên!
Zoo vol gezelligheên,
Zijn hof, met menig dierbre plek,
En ’t spoor met dierbre schreên!
Het oude, dat van menigeen
De erinring had bewaard,
Die nimmer hier zal binnentreên,
Vreemd aan des vreemden haard...
De erinring had bewaard,
Die nimmer hier zal binnentreên,
Vreemd aan des vreemden haard...
Ja, keeren wou ik, zoo het mocht,
Naar de eerste lieve kluis,
Met halfsteens muur, vol tocht en vocht
En knabbelend gespuis!
Naar de eerste lieve kluis,
Met halfsteens muur, vol tocht en vocht
En knabbelend gespuis!
’k Voel me in dit mooie huis – niet thuis;
Dees wanden spreken niet,
’k Sleep langs de breede trap mijn kruis,
En stootrig klinkt mijn lied!
Dees wanden spreken niet,
’k Sleep langs de breede trap mijn kruis,
En stootrig klinkt mijn lied!