Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/23

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dienstleeraar niet geschikt was; dat hij haar niet kon waarnemen zooals 't behoorde; die zóó preekte moest spoedig uitgepreekt zijn; en toen hij zijn ontslag nam, toen had men al lang voorspeld, dat dit het einde moest wezen. Er was wel een greintje waarheid in beiderlei beweren, maar ook niets meer, en de gevolgtrekkingen, die men er uit maakte, waren zeker onjuist. Het prediken, geregeld, iedere week, voor een uitgelezen gehoor, viel hem zwaar; doch niet omdat hij niets had te zeggen. Hij had veel te zeggen, meer dan die hoofdschuddende wijzen, die er wel eens over klaagden, dat zijn preken zoo vol waren. Hij had een rijkdom van gedachten, waarop menig ambtgenoot zijn gansche leven zou kunnen teren. Maar hij had een te grooten afkeer van gemeenplaatsen; hij droeg te groote zorg voor den vorm waarin hij zijn gedachten uitdrukte; hij was te veel kunstenaar metéénwoord, om niet eenigszins gebukt te gaan onder de verplichting van iederen Zondagmorgen op te treden met een stuk, dat naar zijn schatting waardig was om gehoord te worden. Misschien heeft zijn teer gestel daaronder wel wat geleden. Misschien, waarschijnlijk zelfs, zou hij, indien hij uitsluitend letterkundige geweest ware, zijn krachten als dichter beproefd hebben aan stouter onderwerpen dan die, welke hij nu met zooveel gratie en meesterschap heeft behandeld. Hijzelf gevoelde, toen hij zijn laatstverschenen Bundel uitgaf, dat hij „nog wel iets beters” zou kunnen geven dan hij tot nog toe gaf, „dat er nog wel andere snaren op zijn speeltuig konden weerklinken dan die tot op dien tijd met hun teederen toon een vriendelijk oor hadden gestreeld”; en wij mogen verzekerd houden, houden, dat hij dit metterdaad zo hebben getoond, ZOO hem een langer leven ware geschonken; wij mogen onderstellen, dat dit reeds nu gebleken zou zijn, indien de plichten van zijn ambt, en, vergeten wij het niet, de groote rampen die hem troffen, hem daarin niet hadden belemmerd. Maar als wij bedenken, dat het niet de minste zijner gedichten uit de Laatste der Eerste zijn, die hun oorsprong danken aan zijn pastorale ervaring, vooral dat wij die kostelijke Leekedichtjes niet bezitten zouden, zoo hij door zijn betrekking niet van-zelf gedwongen ware geworden, om zich in te laten met de theologische vraagstukken van den dag, dan hebben wij, ook uit een letterkundig oogpunt, geen reden ons te beklagen, dat hij een tijdlang als voorganger eener gemeente is werkzaam geweest.