Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/25

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en betuigde toen eerst gevonden te hebben, „trots banden en zielstrijd en smart”, „wat hij eens vruchteloos zocht in zijn streven”:

Vrijheid en vrede voor 't rusteloos hart!

toen was het niet alleen de dichter die sprak. — Kortom, dichter moge De Génestet in de eerste en voornaamste plaats zijn geweest, ook in zijn predikambt vond en vervulde hij een roeping. En toen hij het eindelijk, na acht jaren arbeids, nederlegde, was het niet uit tegenzin voor die betrekking, die hij vrijwillig gekozen had, maar alleen omdat zijn krachten een zoo inspannend werk niet langer gedoogden, en hij zich geheel aan een anderen plicht, de opvoeding zijner kinderen, verlangde te wijden.

Tevreden met zijn werkkring, was De Génestet niet minder gelukkig in zijn gezin, althans in de eerste jaren. Dat waren de jaren van weelde, waarvan hij spreekt; die van weemoed kwamen later. In hetzelfde jaar, dat hij het openbare leven intrad, begon voor hem ook het huiselijke. In September 1852 trad hij in den echt met Mejuffrouw Henriette Bienfait. Te Bloemendaal, waar de familie zijner bruid den zomer doorbracht, werd het huwelijk gesloten. Daar waar hij zijn liefste plek had gevonden, door hem zoo welsprekend bezongen, werd hij vereenigd met haar, die hem volkomen verstond en waardig was. Slechts een zevental jaren ongeveer mocht hij zich in haar bezit verheugen. Wat zij voor hem in dien korten tijd geweest is, hoe innig hij haar lief had, dat waag ik niet te beschrijven; dat verraden slechts eenige zijner verzen, waarvan ik alleen dat onovertrefbare: Liefde behoef te noemen. Welk een tegenstelling, en welk een overeenstemming tegelijk, tusschen den levendigen, beweeglijken, opgewonden dichter en de zachte, kalme, doch zoo verstandige en hoogstontwikkelde vrouw, die hem terzijde stonk. Hoe gelukkig waren zij, eerst in 't oude huis,

   dat daar aan de vest
Zoo witjes lacht in 't groen!

met bloemen en boomen omgeven, vriendelijk, vroolijk, en dat hij, met al zijn gebreken en ongemakken, nimmer vergeten kon; later,