Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/257

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Verkiest gij rust, voor schande en schaê,
  Bij ’t wisslend levenslot,
Zeg meestal neen, maar zelden ja,
    Tenzij – tot God!

Volgt Hem, die tranen en gebeên
  Weêrstond op harden toon,
En neen sprak tot zijn vriend – en neen
    Voor ’s werelds troon!



 

BIJ MEER-EN-BERG



De morgen lacht, de koeltjes zweven,
De hemel straalt van liefde en licht;
Stil, statig uit de schoone dreven
Rijst Meer-en-Berg, ’t gewijd gesticht.

Ach, droeve plek! Hier breekt u ’t harte
Van weedom, die de weelde stoort:
Bedrogen hope, en zonde, en smarte
Vereent haar offers in deze’ oord.

Nochtans, vanwaar die glans van vrede,
Die op dit huis der jammren daalt,
Daar ’t landschap stil, als in gebede,
Gods goedertierenheên verhaalt?

’t Is omdat Hij, die eens Zijn armen
Tot al wat leed heeft uitgebreid,
De Zoon, vol goddelijk erbarmen,
Daar binnen licht en troost verspreidt,

’t Is wijl een heilige gedachte
Van liefde en hoop hier werkt en leeft;