Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/261

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

DE SCHOENLAPPER VAN ALEXANDRIË


Ora et labora
Antonius, die vrome man,
         verkocht zijn have en goed
En gaf den armen al zijn deel;
         en hij had overvloed.

Straks in de Egyptische woestijn,
         ontvlood hij, voor altijd,
Een wereld die in ’t booze ligt,
         met al haar zonde en strijd.

Zijn woning was er – geen paleis;
         al ’t huisraad van zijn kluis:
Een drinknapje en een perkament,
         een geesel en een kruis.

En eenzaam sleet hij jaar en dag
         steeds in den eigen kring
Van psalmgezang en vroom gebed
         en foltrende oefening.

Nu zonk hij weg, nu smolt hij weg
         in zaalge mijmerij,
Dan weer vervolgde hij zich–zelf
         in sombre fantazij.

Hij vaste, waakte, leed, bedwong
         al de eischen der natuur:
Hij maakte zich, tot Godes eer,
         het leven meer dan zuur.

Maar tweemaal ’s jaars (zijn woestenij
         verschafte vrucht noch blad)
Bracht vriend en maag hem brood en zout
         uit de afgelegen stad.