Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/266

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
„Dat God mijn dierbre stad en mij
         steeds in Zijn gunst gedenk,
En elk, die werken wil voor ’t brood,
         Zijn besten zegen schenk!”

Antonius, na dit bescheid,
         Vlood henen, gansch ontsteld....
Maar heeft van ’t wondervreemd geval
         nooit iemand iets verteld

1857.



 

WERKEN, DENKEN, LEEREN.



Werken en denken en leeren is leven
Wie hier niet werkt, is zijn plekjen op aard’,
Wie daar niet denkt, is het leven niet waard,
En om te leeren is ’t leven gegeven t
Leeren en leeren is de eeuwige taak,
Die noch de knaap, noch de grijzaard verzaak’.

Ernst is het ......... o zalig, die ’t weten!
Arbeid en roeping en edele strijd.
De eeuwigheid vraagt naar de vrucht van den tijd:
Dwazen, die ’t werkloos, gedachtloos vergeten,
En pas te laat, aan het einde der baan,
D’ ernst van het ijdele leven verstaan.

O, dat de Heer der talenten u wachte,
Gaven verdubblend, o naarstig en vroeg,
Mensch, zoek het leven en grjp naar de ploeg;
Blik in uw boezem en kweek de gedachte!
Ken, op uw weg, in uw werk, ken uw God,
Dat Hij u leere in de school van uw lot!