Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/269

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Ja, haast ben je niet meer Benjamin,
Je rijk heeft uit en een nieuw neemt begin,
  Zoo gaat het met de aardsche rijken!
’t Is goed dat je dit nu maar vroeg ondervindt:
Het loopt in de wereld niet anders, lief kind!
  Dat zal je licht later blijken.

Eerst wordt je vertroeteld, eerst ben je de man!
Maar denk je, dat het lang duren kan?
  Wel neen, slechts een poosje, mijn baasje!
Dan komt er een wolkjen in ’t verschiet....
Dan komt er een aapje, dat je eerst niet ziet....
  Hij schreeuwt en zit op je plaatsje!



 

DRIE PAREN EN EEN



Gij hebt twee ooren – maar één mond,
Dat vriend! zij u een teeken,
Om veel te hooren en niet veel
   Te spreken.

Gij hebt twee oogen – maar één mond,
Bedenk dat, u ten zegen:
Veel moet gij zien en zeer veel dient
   Gezwegen!

Gij hebt twee handen – maar één mond,
Den zin hoort gij te weten
Twee zijn er voor het werk, maar één
   Om te eten!

(RÜCKERT.)