Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/29

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

regels schreef, die ik mij niet ontzeggen kan in hun geheel aan te halen:

Boven mijn hoofd aan zijden draad
Slingert het zwaard al heen en weder,
't Moét vallen — vallen, vroeg of laat!
Het trilt, het velt mij neder!

Doch om mijn hoofd ook ruischt een stem,
Te midden van al mijn vreezen,
Die mij gebiedt met zachte klem,
Toch niet bezorgd te wezen.

En in die dagen — 15 Oktober 1859 — was het ook dat hij schreef: „De gure dagen, die wij gehad hebben waren voor mijn zieke niet gunstig. Schoon zij steeds het bed houdt, de scherpe N. en O. wind dringt overal door. Nu onmerkbaar, dan weer merkbaar, wordt dat lief en liefelijk wezen gesloopt van dag tot dag... voor de oogen onzer liefde. Ik ben ziek, bedroefd en lijd erge pijn ook menigmalen, doch ik doe mijn best mij over te geven. Mijn Christendom lost zich op — ten minste als ik christelijk ben gestemd — in een Fiat voluntas! uitgesproken met een eeuwige hope in het hart... Doch in het leerstuk der H. Triniteit vind ik geenerlei troost noch kracht.”

Ik haal deze weinige regels uit verscheiden brieven aan, om eenigszins de stemming te doen kennen, waarin hij verkeerde, toen de grootste slag die hem treffen kon, naderde: om eenigszins te doen gevoelen wat hij geleden moet hebben, toen die hem eindelijk trof en weldra door den dood van zijn zoontje gevolgd werd. Deze smart was te groot, dan dat hij haar in zijn verzen had kunnen uitstorten. Zijn overvloeiend geluk kon hij daarin lucht geven, maar niet wat hij leed, toen het zoo geheel werd verwoest. Hij kon slechts zeggen, hoe lief hij haar had, die hem nu was ontnomen, hoeveel liever toen hij „weenend aan haar sponde zat”, dan toen hij haar als jonge bruid in de armen drukte, hoe hij van haar leven en hopend sterven leerde; en hij zeide het, zooals hij alleen het zeggen kon in dat heerlijke: „Die ik het meest heb liefgehad,” dat ik niet behoef uit te schrijven, omdat ieder het zich herinnert. Als een man heeft hij zijn kruis gedragen. Zijn krachtige geest, zijn ware, gezonde, ongeveinsde vroomheid hielden