Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/303

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Den avond is ’t gebeurd, of wel van nacht.
Zij laat Twee kleine kindren ná, twee stumpertjes.
Dat praat Of loopt nog noô. Het is een meisken en een knaapje,
En ’t rneiske heet Margriet – en ’t jongske dat heet Jaapje
Zij had het arm, hoor ....”
           Huib keek ernstig voor zich heen
En wriemelde in zijn vuist zijn ruige muts ineen.
„Ha, duivels!” – peinsde hij – „Vijf en nog twee, dat ’s zeven!
Hoe moet, hoe zal dat gaan? Wij hadden ’t toch aleven
Niet breed, en in den slechten tijd was ’t nu en dan
Al met een leêge maag naar kooi .... ’t Gá zooals ’t kan!
Dat is mijn zaak niet. Dat moet Hij daarbóven weten,
Die heeft gezegd, dat Hij geen weezen zal vergeten!
Waarom – de vader ligt nog pas in ’t groote graf –
Neemt Hij die wurmpjes dan nu ook hun moeder af?
Dat ’s hard! dat ’s duister..... Stil, de Heere zij geprezen,
Maar wie ’t begrijpt .... nu, hoor, daar moet je een bol voor wezen!
Te zeggen: – Voort en werkt, dat gaat hier niet .... zoo kleen!

Vrouw, ga, en breng ze hier! Ze zetten ’t, als ze alleen
Ontwaakten bij dat lijk, van schrik nog op een loopen!
Die moeder klopt bij ons! Doen wij haar kindren open!
En laat ze als zusje’ en broer met de andren zijn.... Geen nood!
Dat kan hier wriemelen, dat klautert op je schoot
Des avonds: wat een pret! Ook merkt Hij ’t, dat je er zeven
Op eens, in plaats van vijf, hier daags de kost moet geven,
Al reken je er niet op .... licht geeft de lieve Heer
Dan ook wat ruimer vangst voor die twee mondjes meer,
Voorts drink ik water en ik werk met dubble krachten!
Kom, haal de kindren!. loop! .... Wat is ’t? Dus in geachten!
Te duivel, vrouw, ben jij er tegen bij geval ....”

Maar Geerte vliegt naar ’t bed en juicht: „Ze zijn er al!”

 (VICTOR HUGO.)
 Dec. 59.
 ————
 Jan. 60.