Deze pagina is proefgelezen
XLII.
EEN REDELIJK KONSERVATIEF.
Zij zetten 't al op losse schroeven!
't Is om de vromen te bedroeven,
't Is meer dan akelig – maar zacht,
't Is zoo toch beter, wèl bedacht,
Dan dat ze ú op de pijnbank schroeven
En u verbranden.... lieve Heer!....
Omdat gij afwijkt van hun leer.
't Is om de vromen te bedroeven,
't Is meer dan akelig – maar zacht,
't Is zoo toch beter, wèl bedacht,
Dan dat ze ú op de pijnbank schroeven
En u verbranden.... lieve Heer!....
Omdat gij afwijkt van hun leer.
XLIII.
DE LUTHERAAN.
„Ik hou 't met Luther maar, tot nú.”
Dat's goed, maar Luther hield het zeker niet met ú.
Dat's goed, maar Luther hield het zeker niet met ú.
XLIV.
EEN VOORSTANDER.
„'k Ben voor de waarheid !” Goede man, 'k geloof het graag;
Maar zijt ge er achter? dat’s de vraag!
Maar zijt ge er achter? dat’s de vraag!
XLV.
DE MAN VAN 'T WARE MIDDEN.
Mijn vader heeft mij eens geleerd,
Dat elk, die ware wijsheid eert,
Dat elk, die ware wijsheid eert,