Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/34

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

nemen, om al spoedig te bemerken dat hij met volle recht Laatste der Eerste mag heeten. De dichter is ouder geworden, het zou, ook zonder dat men het jaartal zijner verzen opmerkte, niemand ontgaan. Slechts een enkele maal keert die jeugdige, ondeugende scherts, waarvan de eerste verzameling overvloeide, hier weder bijvoorbeeld, in het Liedje in den maneschijn, of in het Kijkje in 't leven, van den zwarten koetsier die het zoo warm had in zijn maskeradepak, een versje, dat niet weinig ergernis gegeven en bedenkelijke schuddingen des hoofds heeft teweeggebracht, maar dat als satire op een treurige vertooning wel verdiend, en uit het oogpunt van kunst een der beste is, die De Génestet ooit heeft geschreven. In De Mailbrief herkent gij aanstonds den dichter van Fantasio, maar het gedicht bleef onvoltooid; de stormen des levens, die weldra over hem losbraken, doofden het vuur der vroolijke inspiratie uit; en toen hij later tot kalmte was teruggekeerd, kon hij geen schertsend tafereel meer ophangen van het leven in dat Delft, waar voor hem de groote tragedie begonnen was. Bovendien, vergelijkt men 't vers met De St. Nikolaasavond, die kostelijke vertelling, zoo rijk, zoo stout, zoo vrij, zoo tintelend van geest, zoo oorspronkelijk, dan bespeurt men in De Mailbrief, met zijn wat al te sterke reminiscensen aan Beets’ Maskerade, een zekere vermoeienis, en gevoelt men dat voor onzen dichter een andere tijd was aangebroken.

Maar, al is hij ouder geworden, hij is dezelfde gebleven. In De liefste plek, in het Voorjaarsliedje, in dat ondeugende, haast al te cynische Neen nimmermeer, zelfs niet, bezingt hij de natuur, de hollandsche, de liefelijke, met dezelfde geestdrift als in zoo menig koeplet van den eersten Bundel. De hartelijke, trouwe, deelnemende vriendschap, waarvan daar meer dan een vers getuigde, spreekt zich ook hier krachtig uit in Vrienden op 't kerkhof, en in dat roerende Ver van huis, toegewijd aan de herinnering van dien jonggestorven dichter met zijn

Dwepend hoofd en vroom gemoed,

die, evenals zijn vader, in 't vreemde land was bezweken. Hier nog geheel dezelfde wereld- en levensbeschouwing als vroeger. Hij heeft geleden, hij is in een harde school geweest, en goed en wakker en moedig heeft hij zijn kruis gedragen. Maar dat