Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/36

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de bundel geopend wordt, draagt daarvan den stempel. Wat hij ook wensche en wille, waarheen hij streven moge, hij voelt dat een hooger geest hem leidt en gebiedt, en te midden van de groote raadselen des levens ziet en weet hij op al zijn paden:

Almacht, Liefde, Trouw, Genade,

en dat geeft hem kracht. Had hij eens gezongen:

Daar spreekt een andre lach in 't oog der aan gebeden',
Waar gij haar drukt in d'arm als 't zoetst geschenk van God;
De vriendschap heeft, met Hem, verhoogde teederheden,
De luite een reiner klank, en 't leven meer genot;

ook thans betuigt hij in zijn Levensvoorwaarde, dat alles, het beste en dierste wat hij bezit, geen waarde voor hem heeft, dan in 't bewustzijn van een eeuwig leven; dat hij liever sterven zou dan het geloof te derven in de trouw van zijn Schepper, een geloof, in zijn wezen gegrond. Zeker heeft hij niet vermoed, dat een oud vriend hem na zijn dood nog hard vallen zou om zijn „zoo ik u niet voor eeuwig had, ik had u liever niet”, een gedachte die ik trouwens niet in bescherming zal nemen, en dat die hypercriticus hem daarom allen blijvenden invloed op het jongere geslacht zou ontzeggen! Ook de frischheid, de waarachtigheid, de ongeveinsdheid zijner Godsvrucht heeft hij niet verloren door de theologie, waarin hij nu geen vreemdeling meer is, of door het ambt dat hij bekleedt, en dat maar al te vaak het natuurlijke en ongedwongene aan een overigens oprechte vroomheid ontneemt. Dat blijkt onder anderen uit: Niet voor de menschen, een parafraze van Matheus 6, 16, en uit zijn Bekentenis, dat hij maar een mensch van vleesch en bloed is, als iedereen, en zich dies op geen hoogen voet zet, om deftigheên" te zeggen. Dat blijkt vooral uit De schoenlapper van Alexandrië, geestige verdediging van het Ora et labora in tegenstelling met de pijnlijke zelfkwelling van den vader der kluizenaars. Doorlees al deze bladzijden, en gij moet erkennen, het is altijd dezelfde De Génestet van zijn studentenjaren, vroom zonder dweepzucht, opgeruimd zonder lichtzinnigheid, schertsend met uw dwaasheden zonder pijn te doen, leerend zonder verwaandheid, dezelfde vijand van alle komedie en onnatuurlijkheid. De veranderde omstandigheden, waarin hij zich geplaatst ziet, hebben hem niet veranderd, maar gevormd en ontwikkeld. Hij is geen deftige dominé geworden en geen gewichtig huisvader,