Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/397

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

laatste zang.





I.


„En kregen zij elkaêr nog eindlijk en ten leste?”
Mij dunkt van já, want die ontknooping is de beste,
En ieder Meisje, dat romans – in proze of maat –
Met ijver leest, kijk eerst, met de onrust op ’t gelaat,
Naar ’t laatste pagina: „of zij elkandren krijgen” –
Zoo niet, dan had de Auteur voor haar part mogen zwijgen.


II.


En dus, al zou ’k er ook maar onbeschaamd om liegen,
’k Zou, lieve Hoorders, eer u twintigmaal bedriegen,
Dan u te martlen, dan een droeven maagdevloek
Te laden op mijn hoofd, bij ’t einde van mijn boek:
’k Zag liever, u ter eer, een honderd paren trouwen,
Op ’t eind, dan dat ik om een enkel u liet rouwen.


III.


Maar daar is eerst toch heel wat leven voorgevallen.
Mademoiselle kreeg, om één bal, al de ballen
Of liever pijlen, die de teêrste moederzorg
En ’t maagdelijkst vernuft ooit in hun koker borg,