Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/417

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
  Sneeuwklokjes, blinkt,
  Sneeuwklokjes, zingt,
Zingt, op der harten nog sluimrenden akker,
Rozen der liefde in de lentezon wakker!

De Lente komt, de Liefde volgt,
Gij lieven en gij blijden!
Ziet daar de profetie van ’t lied,
Dat wij u hartlijk wijden.
  De Lente koomt,
  Het meisje droomt....
O spel toch iets zoets aan haar blozende wangen,
Gij bloesems der liefde, gij dichtergezangen.

1853.



LIEFDEKLACHT.

Als de vogeltjes zich paren,
Aanstonds deelen zij hun nest,
Zonder zorgen of bezwaren,
Zonder kommer voor de rest.

Ach, of in der linden kronen,
Als de vogeltjes zoo vrij,
Ook twee menschjes mochten wonen,
Arme menschjes, lieve, als wij!

(Rückert)