Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/419

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Een liefelijke wedergalm
Van ’s Herders zachten vredepsalm
In vreugde en rouwe.

Die psalm – het was haar pelgrimslied
Op ’s levens lange reize
Ook nu, ten dierbren tempelgang
Misschien – haar stille zwanenzang,
Haar zielsgepeize.

„Mijn Herder was der Heeren Heer;
Ik ben zijn deel gebleven.”
In iedren trek van ’t vroom gelaat,
Kalm van geloof en hope, staat
Dat woord geschreven.

Stille ootmoed, die daar schromend wacht
Op Gods gewijden drempel,
Die Heer, in Wien gij hebt vertrouwd,
Heeft in uw hart zijn huis gebouwd,
Zijn eeuwgen tempel.

O, grijze vroomheid, lang beproefd,
O, heilge, eerbiedwaarde!
Gij wordt gekroond reeds in den tijd;
En de avond van uw dag vol strijd
Straalt vrede op aarde!

Met eerbied, naar uw buigend hoofd
Ziet om het oog der reinen;
Uw kalmte leert, uw hope sticht,
En spreidt een glans van hooger licht
In ’t hart der kleinen.

1853.