Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/423

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
   Maar Christus zal zijn oordeel spreken,
En ons voegt bij zijn graf slechts dankbre liefde en lof.
Hij heeft den vollen dag gewerkt, geleefd, geleden,
Gelouterd door zijn God, den goeden strijd gestreden;
In rijken geestesbloei, in groote reednaarskracht,
   Bewaard door bijna zestig lenten,
   Gewoekerd met zijn tien talenten,
En wèl ten einde toe zijn eedle taak volbracht.
Hij was voor velen veel. En zoo een volk in rouwe
Den achtbren doode viert, als om zijn asch vereend,
’k Weet ook, waar stil voor God, een traan van eeuwge trouwe
   Den zalige wordt nageweend

O, Vaderlandsche Kerk, gij hebt uw kroon verloren;
   Hij, onze glorie in den Heer,
   Was ook úw sieraad, liefde en eer,
En ’t zaad door Hem gestrooid viel weligst in uw voren.
Gij hadt Hem lief, den Man, die gaven, kracht en vlijt
Eén werk, zijn leven lang, Verbroedring, heeft gewijd;
Wiens aêm verzoenend blies op ’t vuur der oude veeten,
Die midden in den strijd, een held des vredes, stond,
En rein Gods liefderaad voor allen heeft verkond,
   Naar ’t goede recht van ’t goed geweten!
De hand op ’t eeuwig Woord, zijn wijsheid, troost en licht,
   Ons wijzende op zijn schoone leuze:
„Eén is de Meester,” steeds het strijdwoord zijner keuze;
   Den blik op ’t eenig kruis gericht.
Gij hadt Hem lief, gelijk uw eêlste, uw beste zonen,
   Den Christen, die armijnsche faam
Wiesch van haar smet, en, rein, met nieuwen glans mocht kronen

   Tot eer van de’ eeniggrooten Naam.
Wiens woord, dat wijzen trof en kinderkens ontroerde,
De ziele aan stof en aard en school en strijd ontvoerde,
Omhoog in ruimer lucht, omhoog naar reiner sfeer
Zoodat partijgeest vlood, neen, luisterde aan den drempel,
   Daar in de stilte van den tempel
De Geest getuigde: hoort, „Hij zegt van aller Heer!”