Deze pagina is proefgelezen
VASTHI EN ESTHER
De trotsche schoonheid meent te staan,
Te heerschen door haar macht.
Doch zal haar troon en kroon vergaan,
Zij staat en – valt veracht.
Te heerschen door haar macht.
Doch zal haar troon en kroon vergaan,
Zij staat en – valt veracht.
De teêre schoonheid buigt en beeft,
En spreekt ootmoedig, zacht.
Doch ’t woord dat van haar lippen zweeft,
Voert koninklijke macht.
En spreekt ootmoedig, zacht.
Doch ’t woord dat van haar lippen zweeft,
Voert koninklijke macht.
Kort bloeit de kroon der hoovaardij,
En valt in éénen nacht.
Der teedren is de heerschappij,
Der zwakken is de kracht.
En valt in éénen nacht.
Der teedren is de heerschappij,
Der zwakken is de kracht.
1856.
MOEDERS GRAF
Wel hem, wien God in ’t vluchtig leven
Een vrome moeder heeft gegeven,
Want wie kan twijflen op haar graf?
v. d. Hoeven Jr. naar Lamartine.
Een vrome moeder heeft gegeven,
Want wie kan twijflen op haar graf?
v. d. Hoeven Jr. naar Lamartine.
Waar rijst, uit twijfel, zonde en smart,
Altijd, met diep gelooven,
Een ongeloovig menschenhart
Weer stille en rein, naar boven?
Altijd, met diep gelooven,
Een ongeloovig menschenhart
Weer stille en rein, naar boven?