Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/429

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

HET WONDERKLOKJE

(Rijmpje, ten gebruike in ’t gezellig verkeer aan mijn vrienden afgestaan.)

Ik wou, ik wist een kunstenaar,
Die mij een klok verzon,
Een klok .... een klok van zessen klaar!
Die ik gebruiken kon.

Een klok met list en wijs beleid,
Een uurwerk van genie,
Gevoelig voor gezelligheid,
Vol stille sympathie.

Een klok, mijn vriend, die nooit te laat
Het dierbaar uurtje sloeg,
Dat van uw bijzijn mij ontslaat,
Want gij plakt lang genoeg.

Een klok, o man van hart en geest,
O liefeljke vrouw,
Die nooit te vroeg op ’t huislijk feest
Me uw bijzijn rooyen zou.

Die nimmer, met heur schelle taal,
Zoo onbeschaamd, zoo ras
Ons rijk gesprek, uw zoet verhaal
Kwam storen zeer te onpas.

Maar ach, ze vinden, vinden uit
Vast wonderstuk bij stuk;
Doch waar ik dees mijn wensch beduid,
Wordt elk genie een kruk.