Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/431

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

KOOSJE

Op ’t kleine dorp en ver in ’t rond
Kent ieder Juffrouw Koosje,
En jong en oud om ’t liefst verkondt
Den lof van ’t Geldersch roosje.

De mooie Juffer is zoo goed;
Een ieder ziet haar geerne,
Haar doopnaam klinkt den grijsaard zoet,
En zoet der kleinste deerne.

De vriendlijkheid lacht uit haar oog!
Schoon rijk en hooggeboren,
Zij draagt het lieve hart niet hoog,
De eenvoudige uitverkoren.

Haar milde hand, uit de’ overvloed,
Weet wél en wijs te geven
Maar rijker is haar frisch gemoed
Vol liefde, geest en leven.

Zij heeft voor elk een woord, een blik
Haar lacht het schuchtre koontje
De stumper, bij haar gullen knik,
Denkt in zijn hart: God loon ’t je !

’t Boerinnetje blikt gansch bekoord
Haar dikwerf na, een poosje;