Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/45

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

doch van wien men nu moest vragen: „Waar zat toch zijn hart?” die niet meer sprak, maar altijd preekte, ja zelfs met zekere plechtigheid at en dronk, „schoon smakelijk zeer,” (III). Hoe roemt hij daartegenover Ds. Humanus, die een mensch is, eenvoudig, mild, gewoon, en wiens geest daarom onmerkbaar heerschappij voert (CVI). Maar al koos hij partij, geen partijzucht verblindde hem een oogenblik. Zelden slechts was zijn satire niet zeer billijk. Bijvoorbeeld als Dr. C. P. Hofstede de Groot de min of meer overbodige verzekering geeft, dat zijn proponent Leonard „in 't geheel niet aardig” is, bedoelt hij iets anders dan onze dichter in zijn achtste Leekedichtje hem laat zeggen; en toen het Mihi constat van Prof. Doedes, voor elk die Latijn verstaat duidelijk genoeg en zeer goed te verdedigen, door Dr. A. Pierson op de bekende wijze was gebruikt, liet De Génestet zich verleiden om er nog eens mee te lachen. Doch dat zijn uitzonderingen. Meestal troffen zijn pijlen zeer juist. Ook spaarde hij zijn eigen vrienden geenszins. Als hij zich vroolijk maakt over het theologizeeren van Machteld en Leonard, dan ontvangt de schepper van Reinout en Machteld van deze kritiek ongevoelig ook zijn deel (XIX). De „groote geest”, die „van menig boei ons trouw bevrijdde,”

Man van hart en hoofd vol glans! (XXVIII)

voor wien onze leekedichter een diepe vereering gevoelde, kan toch voor dezen zijn zwakke zijde niet verbergen, en wordt er onmeedoogend mee geplaagd (XXV Nimium nocet, XXVI Systematisch, en XXVII Theorie en praktijk). Verklaarde hij dien Monist, dat hij nog liever Dualist zou wezen, dan zich zoo als een vlieg in 't web van dat systeem te laten vangen, vriend Dualist blijft ook niet ongemoeid (XXIII Dualisme), en als deze zijn tegenstander tot de bekentenis wil brengen, dat een van hen beiden gek moet wezen, wordt hem door den leekedichter glimlachend herinnerd, dat er nog een derde mogelijk is: een van beiden of beiden (XXXIX Twee Koryphaeën). Den middenman roept hij toe:

....Wilt ge een man zijn, kies partij!

maar de liberalen van heden worden gewaarschuwd, om niet als die van gisteren kettermeesters te worden; en het niet-