Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/46

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gelooven op gezag stelt hij al niet veel hooger dan het gelooven op gezag (LI en LII). Vooral dat gemeene, platte, ongodsdienstige liberalisme, dat hij in Jan Rap zoo onverbeterlijk heeft geschetst, was hem een gruwel, en ik weet niet hoe men zijn minachting voor zulke wansmakelijke wezens beter kan uitdrukken dan in LXXI Zeker Materialisme :

{{fine|{{gedicht| Jan Rap verklaart: Ik ben een chemisch praeparaat! Vriend Spiritualist, deswegens, maakt zich kwaad;

Niet ik, mij gaf dit licht; ik dacht al vaak voordezen:
Wat zou zoo'n smeerpoes toch wel wezen?

Metéénwoord, hij was een echt liberaal, en elke richting was hem wel, mits zij naar boven streefde.

Niemand zal de Leekedichtjes van eentonigheid beschuldigen. Er is rijkdom en afwisseling in. Nu eens schildert hij eenvoudig, maar met groote kunst, een type die men aanstonds herkent, een type uit het leven gegrepen. Ik noem nog eens Jan Rap, die nu voor goed onsterfelijk is geworden als Midas, en zoo ik hoop, menigen maat heeft verloren. Ik herinner aan Twee in één huis, het huwelijk van leer en leven, aan De wereld der traditie, van dat Lutheraantje dat zeker een doopsgezinde geest zou geworden zijn,

Zoo meneer zijn oudste broeder
Maar een Meisje was geweest!

aan Leer en leven vooral, een genrestukje zooals hij er meer heeft geleverd, tegenhanger van het Kijkje in 't leven uit de Laatste der Eerste. Gij ziet die jongens door elkander woelen en warren, vechten, stoeien, hun zusje plagen, totdat het uur der katechizatie slaat, en zij hun van buiten geleerd geloof voor dominé gaan opzeggen, en gij stemt in met den wensch des dichters:

Hoe 'k wou, dat Hij haar tegenkwam,
Die kindren in zijn armen nam,
En vast wel anders leerde!

Dan weer schertst hij en brengt het ridendo dicere verum in praktijk. Een enkele maal nadert zijn scherts aan de satire, bijvoorbeeld als hij, in XCI Liefde, de onliefelijkheid der liefdepredikers hekelt, of den Vromen raad geeft (CIII)