Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/67

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Zij beurt het hoofd omhoog, begroet door de englenscharen!
Want haar geloof wies op, door ’t bloed dier martelaren
Bevruchtigd, als een palm met hemeldauw gevoed!
Zij voelt zich dochter, gade en weeûw dier Christenhelden,
Die goed en bloed voor God, voor staat en vrijheid stelden,
     En sterkt zich in dien heldenmoed!

Ginds ziet haar smachtend oog de kroon, die hier op aarde
Tot tweemaal haar ontviel, in goddelijker waarde
Van uit het slijk verhoogd, getooid met hemelpracht
Haar ziele hijgt, en bidt en reikhalst van verlangen
De zucht, die haar ontsnapt, ontmoet reeds de englenzangen:
     „Kom, trouwe God, uw dienstmaagd wacht ..”

Neen, Moeder! eerst uw zoon gevormd, in ’t moeilijk leven,
Ten held, wien ’t heilverbond blijve in de ziel geschreven,
Dat Neêrlands groots vorst met zijnen Bondsgod sloot;
Leer hem, niet door zich-zelf, maar door Gods arm verwinnen,
En zijner vaadren God, zijn edel volk beminnen
     Méer dan uw moederlijken schoot!

Ja, leer hem aan uw borst, en zeg hem, vrome moeder,
Dat Een, der weeûwen Gaë, der weezen trouwe Hoeder,
Der vorsten Koning, én hun Recht is én hun Kracht!
Hij leve, een schoone bloem, op vaders marmer groeiend
Een lauwer nog te meer om moeders slapen bloeiend,
     De glorie van zijn nageslacht....

Zij bidt! Een vreugdeblos doorgloeit die bleeke wangen
Ik zie haar ’t vriendelijk wicht aan ’t kloppend harte prangen;
Des Christens zielsgeloof staat als zijn hope pal!
En van den adem vol, den geest der profetiën,
Roept ze uit : „Gezegend hij, die sluimert op mijn knieën,
     Die eens voor Neêrland strijden zal!”

Februari 1847.