Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/68

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

MORGEN IS MIJN DICHTER JARIG

Een lied aan Mr. J. Van Lennep,
in den nacht van 24. Maart 1846.



Zoet en zalig is de stilte
       van het eenzaam nachtljk uur.
Zij ’t ook niet in ’t groen priëeltje,
       in het midden der natuur,
Bij een beekje, met een zefir
       romanesken maneschijn:
Ook bij lamplicht en sigaren –
       mag zoo’n uurtje zalig zijn.
’t Is een kostljk, dierbaar tijdstip
       voor de zoete mijmerj
Laat, o laat mij dan genieten
       eenzaam, ongestoord en blij!
U slechts wil ’k toegevend hooren,
       mijn welluidend klokgetik,
U slechts, o mijn smeulend houtje,
       vuurtje in uw stervenssnik!
Laat o laat mij nu genieten,
       mijmren eenzaam en alleen!
Alles zwijg, niemand stoor mij....
       maar wie durft hier binnentreên?
Zeg, hoe drommel! kan ’t geschieden?
       ’k Sloot de deur zorgvuldig dicht –
Wie, wie staat mij daar voor de oogen?
       Is ’t een hemelsch droomgezicht ?.

Wie, wie zijt ge, die mij nadert,
       in uw slepend, vorstlijk kleed?
Naam en faam van twee paar eeuwen,
       die mijn stil vertrek betreedt !
„Morgen is mijn dichter jarig,
       morgen viert hij vroolijk feest”....