Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/84

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Door de volken zult gij wandelen
Zonder wrok en zonder smaad!
Heil den bodem, heil den koning,
Waar die koningsdochter huist!
Vrede dier onschendbre woning,
Vrede, waar dat rouwkleed ruischt!

Paarlen der welsprekendheid
Op dien rouw, o Lamartine,
In bewondering gespreid!
Dat uw naam geen vloek- verdiene
Dier verheven majesteit!
Haar uw lauwren, volksgenieën,
Heldenmuze, haar uw klacht,
Koningszonen, buigt de knieën,
Vrije volken, houdt de wacht:

Voor haar wijkplaats houdt de wacht,
Als op nieuw de driften wrokken,
Als in éénen wreevlen nacht –
Weer die grijze tronen schokken
Door een onweerstaanbre kracht!
Als voor woede- en lasterkreten
Voor het spottend handgeklap,
Gij geen heul of heil mocht weten,
Koningsbloed en koningschap....

Weduw, wandel over ’t puin
Van ’t paleis, in asch verzonken,
En het ingestort arduin;
Want een stemme heeft geklonken
Om uw opgeheven kruin:
Deze koningsweeûw is heilig,
Zuiver van de vorstenblaam:
Deze koningsweezen veilig
In de schaduw van haar naam!