Deze pagina is proefgelezen
Wel hem, die ’t goud gedijen laat
In de omgeworpen kluit:
Natuur is de allerbeste Staat,
Die nooit haar schatkist sluit.
Haar schatkist is een moederschoot,
Die vloeit in ’t oogstgetij;
Natuur is mild en goed en groot,
En eerlijker dan wij.
In de omgeworpen kluit:
Natuur is de allerbeste Staat,
Die nooit haar schatkist sluit.
Haar schatkist is een moederschoot,
Die vloeit in ’t oogstgetij;
Natuur is mild en goed en groot,
En eerlijker dan wij.
Och, knip nu geen koeponnen meer
Met de ouderwetsche schaar:
Uw sikkel maai’ ze heinde en veer
Van velden, vol en zwaar!
Uw akker schiete welig op,
Schoon Rus en rente daal’! –
Gij dankt voor iedren regendrop,
Voor elken zonnestraal.
Met de ouderwetsche schaar:
Uw sikkel maai’ ze heinde en veer
Van velden, vol en zwaar!
Uw akker schiete welig op,
Schoon Rus en rente daal’! –
Gij dankt voor iedren regendrop,
Voor elken zonnestraal.
Gij maakt uw schoonen naam bemind,
Dien de arme biddend noemt;
En ’k weet dat menig Geldersch kind
Het snugger heerschap roemt.
Uw hoeve is menig Buiten waard,
Uw hof verrukt mijn oog;
De zegen lacht u toe uit de aard,
Bestraalt u van omhoog.
Dien de arme biddend noemt;
En ’k weet dat menig Geldersch kind
Het snugger heerschap roemt.
Uw hoeve is menig Buiten waard,
Uw hof verrukt mijn oog;
De zegen lacht u toe uit de aard,
Bestraalt u van omhoog.
Toch, zie aandachtig in ’t rond:
Is ’t paradijs volmaakt?
Denk aan den winteravondstond,
Die telkens weer genaakt;
Denk, niet altoos blijft vader Cats
De bijbel van uw stand,
Schoon, als uw grond, vol gouden schats,
Uw wintertroost op ’t land:
Is ’t paradijs volmaakt?
Denk aan den winteravondstond,
Die telkens weer genaakt;
Denk, niet altoos blijft vader Cats
De bijbel van uw stand,
Schoon, als uw grond, vol gouden schats,
Uw wintertroost op ’t land:
En dies, dat zoete liefdetrouw
Zich, onder ’t needrig dak,
Een vroolijk, veilig nestje bouw,
Als ’t duifje op d’ eikentak.
Zich, onder ’t needrig dak,
Een vroolijk, veilig nestje bouw,
Als ’t duifje op d’ eikentak.