Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/103

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
95
DE TIJDELIJKE BEWAARPLAATSEN VAN HET VOEDSEL.


gedeeltelijk uit schorsweefsel bestaat en die naar boven toe slechts zeer langzaam smaller wordt. In hout en schors is hier veel zetmeel afgezet en in het laatstgenoemd weefsel treft men eveneens eiwitachtige stoffen in niet onbelangrijke hoeveelheid aan. Boven de genoemde aanzwelling is de jaarlijksche diktegroei in den laatsten zomer bijzonder krachtig geweest. Onder de ringsnede heeft daarentegen bijna geen verdikking plaats gevonden, eiwit en zetmeel zijn er evenmin afgezet, noch in de schors, noch in het hout. Wij komen dus tot de conclusie, dat de ringvormige ontschorsing den loop der voedingsstoffen afgebroken heeft; dat zij boven deze plaats opgehoopt zijn en daar tot den krachtigeren groei hebben aanleiding gegeven, terwijl hare afwezigheid onder de ringsnede het gemis aan houtgroei aldaar verklaart. Dit bewijst ons dus, dat de weg dier stoffen in het schorsweefsel moet gezocht worden.

Het moge vreemd klinken, dat het afnemen van een bastring niet door het afsterven van het boven de wond gelegen deel van den tak gevolgd wordt. Toch is dit werkelijk zoo, en berust op deze waarheid zelfs een bewerking, die bij de cultuur van ooftboomen niet zelden wordt aangewend en welke daarin bestaat, dat aan het ondereinde van een kleinen, bladen en vruchten dragenden tak, een ringvormige ontschorsing gemaakt wordt. Al het door de bladen bereide voedsel blijft dan boven deze ringsnede en zal dus in grootere hoeveelheid aan de vruchten worden toegevoerd, dan wanneer een gedeelte er van langs de schors naar de lagere deelen van den tak kon verplaatst worden.

De verklaring van de mogelijkheid van het voortgroeien der takken onder zoo ongunstige omstandigheden wordt daardoor gegeven, dat het water en het anorganische voedsel, dat uit de wortels en den stam naar den tak wordt gevoerd, zijn weg in het hout vindt en dus onbelemmerd voortgaat met zich te bewegen, zoolang het hout door den uitdrogenden invloed der lucht niet zelf afsterft. Dit laatste vindt echter slechts zeer langzaam plaats en kan door zekere voorzorgsmaatregelen daarenboven nog aanzienlijk vertraagd worden.

Een tweede proef voert tot dezelfde uitkomst. Stekt men